Oefentoets

1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welk voorbeeld is juist?
A
la ville
B
le madame
C
des ordinateur
D
un fenêtre

Slide 2 - Quiz

Het woordje les... (meerdere mogelijkheden)
A
is meervoud
B
is enkelvoud
C
heeft geen vertaling in het Nederlands
D
slaat terug op een zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Quiz

Maak een zinnetje met de volgende woorden:
madame & robe
timer
1:00

Slide 4 - Open question

Welk voorbeeld is juist?
A
la chien
B
une chat
C
un lit
D
la bureau

Slide 5 - Quiz

Welke twee betekenissen hebben de woorden Le, la, l' en les in het NL?
A
een
B
het
C
de
D
hij

Slide 6 - Quiz

Het woordje 'eau' .... (meerdere mogelijkheden)
A
is mannelijk
B
is vrouwelijk
C
begint met een klinker
D
begint met een stomme h

Slide 7 - Quiz

Welke drie vormen van het bezittelijk vnw. gebruik ik in het meervoud?
A
mon, tes, sa
B
mon, ton, son
C
mes, tes, ses
D
ma, ta, sa

Slide 8 - Quiz

Maak een zin met de volgende woorden en gebruik het bez. vnw. :
pantalon & noir
timer
1:00

Slide 9 - Open question

Vrai ou faux?
Maison is een vrouwelijk woord. Een goede zin is dus: Mon maison est grand.
A
Vrai
B
Faux

Slide 10 - Quiz

"Oui, c'est une belle chambre.
C'est __?__ chambre, Pauline?"
A
ma
B
son
C
tes
D
ta

Slide 11 - Quiz


Wanneer vrouwelijke zelfstandige naamwoorden beginnen met een klinker of een stomme h, gebruik je in het Frans....
A
de vrouwelijke vorm(en) van het bez. vnw.
B
de mannelijke vorm(en) van het bez. vnw.
C
het meervoud van het bez. vnw.
D
de speciale vorm van het bez. vnw.

Slide 12 - Quiz

"Le petit cochon porte un T-shirt.
C'est __?__ T-shirt."
A
mon
B
ta
C
son
D
sa

Slide 13 - Quiz

Vrai ou Faux?

Er is sprake van een klinkerbotsing bij de zin:
''Ma amie est contente.''
A
Vrai
B
Faux

Slide 14 - Quiz

Met welk(e) woord(en) maak je in het Frans een ontkenning?

Slide 15 - Open question

Waar zet je ne ... pas omheen?
A
om de persoonsvorm heen
B
om het onderwerp van de zin
C
dat maakt niet uit
D
aan het eind van de zin

Slide 16 - Quiz

Noem een voorbeeld van een persoonsvorm in het Frans en maak er een ontkenning van.
timer
1:00

Slide 17 - Open question

Welke zin is juist als je de volgende zin ontkennend maakt? :

Nancy habite à Québec.
A
Nancy ne habite à Québec.
B
Nancy habite pas à Québec.
C
Nancy ne habite pas à Québec.
D
Nancy n'habite pas à Québec.

Slide 18 - Quiz

Welke zin is juist als je de volgende zin ontkennend maakt? :
"Petit cochon, je veux entrer!"
A
Petit cochon, je veux n'entrer pas!
B
Petit cochon, je ne veux pas entrer!
C
"Petit cochon, je n'veux pas entrer!"
D
Petit cochon, je ne veux entrer pas!

Slide 19 - Quiz

Welke letter of letters komen er bij de standaard vorm van een bijvoeglijk naamwoord achter, wanneer het zelfstandig naamwoord vrouwelijk meervoud is?
A
s
B
ses
C
e
D
es

Slide 20 - Quiz

Maak een zinnetje met de volgende woorden:

fille + méchant
timer
1:00

Slide 21 - Open question

Est-ce que le garçon est grand ou grande?

Slide 22 - Open question

Le cochon est petit.
Le cochon est petite.
La maison est bleu.
La maison est bleue.
Milou et son amie sont très fous.
Milou et son amie sont très folles.

Slide 23 - Drag question

Welke twee kleuren zijn invariabel?
A
orange
B
rouge
C
gris
D
marron

Slide 24 - Quiz

Section F:

Elle lit __?___
A
les deux
B
un livre
C
une feuille de papier
D
la bouche

Slide 25 - Quiz

Section G:
La fille a une ____?____
A
frère
B
soeur
C
chien
D
chat

Slide 26 - Quiz

Quizlets Section E t/m J
Section E - https://quizlet.com/_40trc7?x=1jqt&i=3fgeel 
Section F - https://quizlet.com/_40ts1q?x=1jqt&i=3fgeel 
Section G - https://quizlet.com/_8fezw0?x=1jqt&i=3fgeel 
Section H - https://quizlet.com/_8fezsr?x=1jqt&i=3fgeel 
Section I - https://quizlet.com/_8ff29j?x=1jqt&i=3fgeel 
Section J - https://quizlet.com/_7mlqmt?x=1jqt&i=3fgeel 

Slide 27 - Slide

Évaluation

Slide 28 - Slide