Mondeling: je kent de inhoud en de woorden van het pièce (wat wat doet/maakt etc.), je kent de vraagwoorden (Qui? Qu'est-ce que? etc.). Zorg dat je ook dingen als de dagen van de week, de maanden van het jaar, de getallen, enz. weet. Zorg dat je iets kunt vertellen over je familie (naam vader, heb je een broer/zus, etc.)
Groep 1: Silja - Gerda - Jirla - Emma H. (tijdens grote pauze: 2.17)
Groep 2: Tiemen - Daniël - Simon (tijdens de les)
Groep 3: Maxim - Douwe - Fedde (tijdens de les)
Groep 4: Elin - Ammerens - Susanne (tijdens de les)
THUISZITTERS: maak werkblad 6C in je boekje. Het blad staat ook in de jaarbijlagen van SOM: TPC-FA6c. Ben je daarmee klaar, dan ga je sections B, C, D en E herhalen. De woorden die je niet meer weet, schrijf je in een aparte lijst onder elkaar. (Als het goed is, was je al met deze lijst begonnen met section A.) Als je dan nog tijd over hebt, ga je de werkwoorden "être, avoir, faire en aller" goed leren.