week 34 2b 1.1 fictie 25082020

1.1 Fictie (blz 8 t/m 18)                      

Doelen:
  • Je kunt leeservaringen uitwisselen;
  • Je weet wat spanningsvragen zijn en kunt ze toepassen;
  • Je weet het verschil tussen fictie en non-fictie;
  • Je weet hoe je een hoofdpersoon in het verhaal herkent;
  • Je leert hoe je een boek kunt beoordelen.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

1.1 Fictie (blz 8 t/m 18)                      

Doelen:
  • Je kunt leeservaringen uitwisselen;
  • Je weet wat spanningsvragen zijn en kunt ze toepassen;
  • Je weet het verschil tussen fictie en non-fictie;
  • Je weet hoe je een hoofdpersoon in het verhaal herkent;
  • Je leert hoe je een boek kunt beoordelen.

Slide 1 - Slide

Wat is fictie?

Slide 2 - Slide

Fictie zijn verzonnen verhalen. Denk aan leesboeken, films, soaps, gedichten, stripverhalen.





Non-fictie; alle verhalen, teksten en tv-programma's die niet zijn verzonnen. Denk aan krantenbericht, journaal, recepten, een documentaire.

Slide 3 - Slide

opnieuw
twijfel
goed
Max online symbolen

Slide 4 - Slide

Een verhaal heeft spanning als je nieuwsgierig bent naar de afloop.

Een spannend verhaal roept vragen op.
SPANNINGSVRAGEN
1. Zal de hoofdpersoon verkering krijgen?
2. Zal de hoofdpersoon van de pestkoppen afkomen?
3. Zal het goed aflopen met de hoofdpersoon die in gevaar is?
SPANNING

Slide 5 - Slide

Maak opdr 4, 5 en 6

Slide 6 - Slide

PERSONAGES OF VERHAALPERSONEN
In een verhaal leer je het karakter van mensen kenen door wat ze zeggen en wat ze doen. In een verhaal lees je ook wat ze denken en doen. Daardoor leer je de personages sneller kennen.
De hoofdpersoon is de belangrijkste persoon in een verhaal. Je leest alle gedachten en gevoelens.
Je leert een hoofdpersoon kennen door:
* de naam en leeftijd;
* zijn uiterlijk;
* wat hij zegt, doet, denkt en voelt.

Slide 7 - Slide

Maak opdr 7 en 8
We lezen samen opdr 9
Samen maken we opdr 10 en 11

Slide 8 - Slide

BEOORDELINGSWOORDEN
grappig, ontroerend, eng, leerzaam, geschikt voor mijn leeftijd, laat me meeleven enz.
Als je een boek beoordeelt, vertel je wat je van het boek vindt:
* je geeft je mening over de personages, het onderwerp en de spanning.
* je gebruikt hiervoor beoordelingswoorden.
*Je legt de beoordelingswoorden ui met een voorbeeld uit het boek.

Slide 9 - Slide

Wat zijn de doelen?
Wat was nieuw vandaag?
Had je nog iets verwacht?
Wat vond je leuk?
Vragen?

Slide 10 - Slide

Huiswerk 1.1 opd
2,3,5,7,8,9 

Let vooral op de gekleurde bolletjes.







meenemen schrift




Slide 11 - Slide