paragraaf 3 hfst 4 2h

Paragraaf 3


De industriele samenleving
1 / 10
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Paragraaf 3


De industriele samenleving

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Werk in de eerste fabrieken
- Door vernieuwingen in de landbouw kwam daar minder werk --> urbanisatie --> veel nieuwe werknemers voor de fabrieken --> veel vraag naar werk --> lage lonen.
- De overheid bemoeit zich niet met het loon van de werknemers (vraag en aanbod)
- Ook veel werk in de mijnbouw (Limburg) Dit is ook zeer zwaar en gevaarlijk.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Arbeiders hebben het zwaar
- 6 dagen per week werken (zondag vrij)
- geen vakanties
- Veel ongeschoold eentonig werk.
- Vrouwen en kinderen krijgen minder betaald.
- Protesteren kon bijna niet omdat er geen vakbonden waren.
- gevaarlijk en ongezond werk --> bij ziekte geen loon of uitkering

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Wonen bij de fabriek
- Iedere werknemer woont dichtbij de fabriek (geen openbaar vervoer / auto.
- Spoorwegen werden vooral voor het vervoer van grondstoffen gebruikt.
- De arbeiders woonden in goedkope huizen die vaak door de fabrieksbaas gebouwd waren. (Philips heeft in Eindhoven veel arbeiderswoningen gebouwd)
- De fabrieksbaas heeft veel macht over de mensen omdat hij ook hun huisbaas is. (Ze betalen huur aan hem)
- Geen afvalophaaldienst / riolering.
- Vaak zieken die besmettelijk konden zijn (Cholera, Tyfus)
- Geen schoon drinkwater.
- Hoge babysterfte.

Slide 7 - Slide

Sociale lagen
- Rijke mensen gingen in de buitenwijken wonen.
- Minder stank en meer ruimte.
- Kinderen konden wel naar school en hoefden niet op jonge leeftijd in de fabriek te werken.
- Je had ook een middenklassen (winkeliers, kantoorpersoneel)
Deze mensen hadden het wel beter dan de fabrieksarbeiders.
- De arbeidersklasse was de laagste klasse. Onder hen was veel (tijdelijke) werkloosheid.

Slide 8 - Slide

verbeteringen rond 1900.
- Overheid grijpt uiteindelijk in.
- Aanleg van rioleringen en waterleidingen in de steden.
- Er worden meer scholen gebouwd.
- Er komen mensen die toezicht houden op de kwaliteit van de huizen.

Slide 9 - Slide

- Wat zijn  de nadelen van het werken in een fabriek?
- Leg uit waardoor mensen onder slechte omstandigheden in de stad moesten wonen?
- Wat betekent  urbanisatie?
- Waardoor is deze urbanisatie ontstaan.
- Welke 4 redenen waren er waardoor de levensverwachting van mensen in de stad heel laag was?
- Wat heeft de overheid gedaan om iets aan deze situatie te veranderen?
- Welke de sociale lagen waren er in de stad?

Slide 10 - Slide