- Fabrieken ontstonden op plaatsen waar:
1) Nabijheid van grondstoffen (of via transport: rivier /spoor)
2) Nabijheid van energiebron (rivier of vie transport: kolen)
3) Voldoende arbeiders beschikbaar waren.
- Arme boeren konden niet meer genoeg verdienen aan huisnijverheid en vertrokken naar de fabrieken.
- Door de snelle groei van steden was er geen sprake van 'planning', arbeiders leefden in kleine snel gebouwde huisjes
- De fabriek, machines en producten waren in handen van de fabrieksbazen. Om hierop winst te maken moesten de lonen van de arbeiders dus zo laag mogelijk gehouden worden.