klas 1TL - bij Hfd. 5: - uitleg de Futur Proche

de Futur proche
het onregelmatige ww aller
+
een heel ww
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

de Futur proche
het onregelmatige ww aller
+
een heel ww

Slide 1 - Slide

de Futur proche = de nabije toekomst
* Hoe maak je die?  > vorm van aller + heel ww
   >>> je gebruikt een vorm van "aller" (= gaan) en daarna een
   heel werkwoord. Net als in het Nederlands.
  vb : ik ga eten       = je vais manger
           jij gaat eten  = tu vas manger
           hij gaat eten = il va manger       
                                    enz.
  

     

Slide 2 - Slide

Het laatste werkwoord is bij elke persoon hetzelfde.
Maar het is dus wel belangrijk dat je het onregelmatige rijtje van aller (=  gaan) goed uit je hoofd kent!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

ik ga eten ( manger) = ..............................
A
je vais manger
B
tu vas manger
C
il va manger
D
elle va manger

Slide 5 - Quiz

jij gaat eten ( manger) = .................................
A
je vais manger
B
il va manger
C
tu vas manger
D
elle va manger

Slide 6 - Quiz

hij gaat eten ( manger) = ................................
A
je vais manger
B
il va manger
C
tu vas manger
D
elle va manger

Slide 7 - Quiz

zij gaat eten ( manger) = .................................
A
il va manger
B
elle va manger
C
on va manger
D
tu vas manger

Slide 8 - Quiz

men gaat eten ( manger) = ..........................
A
je vais manger
B
il va manger
C
elle va manger
D
on va manger

Slide 9 - Quiz

wij gaan eten ( manger) =............................
A
il va manger
B
on va manger
C
nous allons manger
D
vous allez manger

Slide 10 - Quiz

jullie gaan eten ( manger) = ........................
A
on va manger
B
nous allons manger
C
vous allez manger
D
on van manger

Slide 11 - Quiz

Zij (Marc en Lucien) gaan eten
( manger) = .............................
A
nous allons manger
B
elles vont manger
C
vous allez manger
D
ils vont manger

Slide 12 - Quiz

Zij ( Elise en Monique) gaan eten = ...................
A
vous alles manger
B
nous allons manger
C
ils vont manger
D
elles vont manger

Slide 13 - Quiz

elle va
je vais
on va
nous allons
il va
tu vas
vous allez
ils vont 
elles vont
ik ga
jij gaat
hij gaat
zij gaat
men gaat
wij gaan
jullie gaan
u gaat
zij gaan 
(mnl mv)
zij gaan 
(vrl mv)

Slide 14 - Drag question

jij gaat praten
jullie gaan praten
wij gaan praten
ze gaan praten
hij gaat praten
ik ga praten
je vais parler
je vas parler
tu va parler
tu vas parler
il vais manger
il va parler
nous allons manger
on vas manger
vous allez manger
vous allons manger
ils va manger
ils vont manger

Slide 15 - Drag question