Aan het einde van de les kan je:
- goed verwoorden wat de volgende begrippen betekenen:
ik-perspectief, personaal perspectief, auctoriële verteller, fictie, non-fictie, realistisch, niet-realistisch
- de functie van tijd en ruimte in een verhaal benoemen
- begrijp je de begrippen m.b.t. TIJD: flashback, flashforward, tijdversnelling, tijdverdichting