H6 grammatica betrekkelijk voornaamwoord B2h

Goed jullie weer te zien!
Zorg dat je spullen klaarliggen. 

Iedereen camera aan...ik wil je gezicht zien. 

log in :)


1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Goed jullie weer te zien!
Zorg dat je spullen klaarliggen. 

Iedereen camera aan...ik wil je gezicht zien. 

log in :)


Slide 1 - Slide

We starten met lezen
Zorg dat je je boek klaar hebt liggen of als e-book geopend hebt. 




timer
15:00

Slide 2 - Slide

Wat vind je van je boek?
aanrader wel/niet

waarom?

denk eens aan: perfectief/wisseling tijd/cliffhangers

Slide 3 - Slide

Planning


Opdracht 3 - formuleren nakijken
grammatica - betrekkelijk voornaamwoord

Slide 4 - Slide

Opdracht 3 (blz. 183)

a Job houdt van warm en zonnig weer. Hij gaat daarom (reden) vaak naar Spanje op vakantie.
b Een kiesstelsel met twee partijen is simpel. Het heeft echter (tegenstelling) ook enkele nadelen.
c Je leest veel over slecht voedsel. Vet is bijvoorbeeld  (toelichting) ongezond. Suiker is ook (opsomming) gevaarlijk.
d Deze zomer haalt Erin haar vwo-diploma. Daarna (chronologie/tijd) gaat ze studeren in Maastricht.
e Ooievaars zitten graag op lantarenpalen. In de wegberm vangen ze namelijk (reden) muizen.
f Met zittend werk verbrand je weinig calorieën. Daardoor  (gevolg) word je al snel te dik.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

H6 Grammatica woordsoorten
Lesdoelen:
Ik kan het antecedent van een betrekkelijk voornaamwoord in een zin vinden.
Ik kan betrekkelijke voornaamwoorden met ingesloten antecedent vinden.

Slide 7 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord (of woorden)
dat eerder in de zin genoemd is.
Het eerder genoemde woord (of woorden) noem je een antecedent.

Het antecedent staat meestal vlak voor het betrekkelijk voornaamwoord.

De man die in het ziekenhuis lag, is weer beter.
Betrekkelijk voornaamwoord: die want 'die' verwijst naar een woord dat eerder in de zin genoemd is.
Antecedent: de man want de man is het eerder genoemde woord en staat vlak voor het betr. vnw.

Slide 8 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord
  • Die
  • Dat
  • Wie 
  • Wat

(welke of hetgeen)

Regel: wanneer gebruik je 'die' of 'dat'?

Slide 9 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord
  • Die
  • Dat
  • Wie 
  • Wat

Regel: wanneer gebruik je 'wie'?

Zij is de vriendin met wie ik iedere zaterdagavond ga stappen. 

Slide 10 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord
  • Die
  • Dat
  • Wie 
  • Wat

Regel: wanneer gebruik je 'wat'?
Als je verwijst naar:
1. Een overtreffende trap. Dit is het spannendste wat ik ooit heb gedaan. 
2. Een onbepaald voornaamwoord (alles, niets, iets). Dat is alles wat ik wil hebben. 
3. Een hele zin. We gaan vandaag grammatica behandelen, wat ik erg leuk vindt. 

Slide 11 - Slide

Voorbeeld betrekkelijk voornaamwoord (1)
De boom die omgevallen is, rot weg.

Slide 12 - Slide

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent?:
'De boom die omgevallen is, rot weg.

Slide 13 - Open question

Antwoord
De boom die omgevallen is, rot weg.

Die = betrekkelijk voornaamwoord (verwijst naar het woord/woorden dat eerder genoemd is)
De boom = antecedent ('die' zegt iets over de boom)

Slide 14 - Slide

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent?:
Ik had tijdens de les mijn best gedaan, wat een verstandige beslissing was.

Slide 15 - Open question

Antwoord
Ik heb tijdens LessonUp mjn best gedaan, wat een verstandige beslissing was.

wat= betrekkelijk voornaamwoord (verwijst naar iets wat eerder genoemd is)
tijdens de les mijn best gedaan = antecedent (zegt iets over wat)

Slide 16 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord met een ingesloten antecedent
Dus...
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord (of woorden)
dat eerder in de zin genoemd is.

Het eerder genoemde woord (of woorden) noem je een antecedent.
Het antecedent staat meestal vlak voor het betrekkelijk voornaamwoord.

Bij een ingesloten antecedent wordt het antecedent niet genoemd.
Het antecedent zit al in het betrekkelijk voornaamwoord.
Je kunt het ingesloten antecedent vervangen door: diegene die/datgene wat.

Slide 17 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord met een ingesloten antecedent
Dus...
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord (of woorden)
dat eerder in de zin genoemd is.

Het eerder genoemde woord (of woorden) noem je een antecedent.
Het antecedent staat meestal vlak voor het betrekkelijk voornaamwoord.

Bij een ingesloten antecedent wordt het antecedent niet genoemd.
Het antecedent zit al in het betrekkelijk voornaamwoord.
Je kunt het ingesloten antecedent vervangen door: diegene die/datgene wat.

Slide 18 - Slide

voorbeeld 1 (betrekkelijk vnw met ingesloten antecedent)

Slide 19 - Slide

Antwoord
Wie dit leest is gek.

Wie is geen vragend voornaamwoord, maar wie is een betrekkelijk voornaamwoord.
Wie kun je vervangen door: 'Diegene die dit leest, is gek.'
antecedent is ingesloten - namelijk 'diegene die' want diegene verwijst naar 'die' (betrekkelijk voornaamwoord)

Slide 20 - Slide

voorbeeld 2 (betrekkelijk vnw met ingesloten antecedent)
Wat je daar eet, is ongezond.


Slide 21 - Slide

Antwoord
Wat je daar eet, is ongezond.

wat= betrekkelijk voornaamwoord
wat kun je vervangen door: Datgene wat je eet, is ongezond.
antecedent is ingesloten - namelijk 'datgene' want datgene verwijst naar 'dat' (betrekkelijk voornaamwoord)

Slide 22 - Slide

Korte herhaling:
Betrekkelijk voornaamwoord met een ingesloten antecedent
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord (of woorden)
dat eerder in de zin genoemd is.

Het eerder genoemde woord (of woorden) noem je een antecedent.
Het antecedent staat meestal vlak voor het betrekkelijk voornaamwoord.

Bij een ingesloten antecedent wordt het antecedent niet genoemd.
Het antecedent zit al in het betrekkelijk voornaamwoord.
Je kunt het ingesloten antecedent vervangen door: diegene die/datgene wat.

Slide 23 - Slide

Zelf aan de slag
Maak opdracht 1 en 2 (blz. 181)
Hulp? Kijk naar de uitleg op blz. 180.

Klaar? Lees in je boek. 



timer
10:00

Slide 24 - Slide

Iedereen moet verplicht gaan sporten.
eens
oneens

Slide 25 - Poll

Stelling: iedereen moet verplicht gaan sporten. 
1. Wat is nu eigenlijk het probleem?
2. Noteer een argument voor en tegen de stelling. 
3. Bedenk bij je argument een uitleg en een voorbeeld. 

Slide 26 - Slide

Het moet verboden worden tijdens een pandemie een huisdier aan te schaffen.
eens
oneens

Slide 27 - Poll

Stelling: het moet verboden worden tijdens een pandemie een huisdier aan te schaffen.
1. Wat is nu eigenlijk het probleem?
2. Noteer een argument voor en tegen de stelling. 
3. Bedenk bij je argument een uitleg en een voorbeeld. 

Slide 28 - Slide

Iedereen moet verplicht 3x per week vegetarisch eten.
eens
oneens

Slide 29 - Poll