What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
week 6 - les 2 V1C
la grammaire - voltooid deelwoord
overhoren woordjes
lire et parler
au travail
Le but: à la fin de ce cours:
heb ik geoefend schrijven in het Frans
Kan ik het voltooid deelwoord toepassen in het Frans
Heb ik geoefend met spreken
1 / 47
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
47 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
la grammaire - voltooid deelwoord
overhoren woordjes
lire et parler
au travail
Le but: à la fin de ce cours:
heb ik geoefend schrijven in het Frans
Kan ik het voltooid deelwoord toepassen in het Frans
Heb ik geoefend met spreken
Slide 1 - Slide
Passé composé?
Voltooid tegenwoordige tijd
Wanneer gebruik je deze tijd in het NL?
Slide 2 - Slide
Passé composé?
Voltooid tegenwoordige tijd
Om te vertellen wat er in het verleden is gebeurd
Slide 3 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les weet je hoe je de passé composé maakt.
Iemand een idee?
Slide 4 - Slide
Voltooide tijd = Passé Composé
De meeste voltooide tijden maak je met het hulpwerkwoord
'avoir'
Ik
heb
gedanst
= J'
ai
dansé
Slide 5 - Slide
Passé composé bestaat uit:
1. een vorm van
AVOIR
(hebben)
2. een
voltooid deelwoord
Voltooide tijd met avoir FR-NL blz 158, maak ezelsoor bladzijde
Slide 6 - Slide
Werkwoord avoir
J'ai
Tu as
Il a
Nous avons
Vous avez
Ils ont
Slide 7 - Slide
thiememeulenhoff.bbvms.com
Slide 8 - Link
2. Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord op -ER, eindigt altijd op " É "
J'
ai
parlé
(parler = praten)
= Ik
heb
gepraat
On
a
chanté
(chanter = zingen)
= We
hebben
gezongen
Slide 9 - Slide
1. Je hebt dus het rijtje van AVOIR weer nodig! Geef z.s.m. het rijtje van AVOIR weer.
Slide 10 - Open question
Geef de juiste vorm van AVOIR:
Nous…...
A
sommes
B
avons
C
ai
D
ont
Slide 11 - Quiz
Vul weer de juiste vorm van AVOIR in:
Sophie (is een 'zij' dus elle) ...….
A
ai
B
as
C
a
D
avons
Slide 12 - Quiz
Nous avons (danser)
Slide 13 - Open question
Vous ..... ecouté
Slide 14 - Open question
Il ..... dansé
Slide 15 - Open question
Boeken dicht
We gaan woordjes overhoren!
Slide 16 - Slide
Het voorjaar
A
le printemps
B
l'été
Slide 17 - Quiz
De week
A
le jour
B
la semaine
C
le mois
Slide 18 - Quiz
de appel
A
la pomme
B
la pomme de terre
Slide 19 - Quiz
vertaal: de tosti
Slide 20 - Open question
Vertaal: de slagroom (zonder het woord crème)
Slide 21 - Open question
Vertaal: eerst
Slide 22 - Open question
Vertaal: vanavond
Slide 23 - Open question
Les devoirs
Herhalen woorden apprendre 1, 2, 4, 6, 7.
Doorkijken: 7.1 blz 96 en 97 / evt. filmpje
Maken:
16a, 16b, 16c
Slide 24 - Slide
La prononciation
Als aan het
eind
van een
woord –ez, -er
of –
é
staat, spreek je dat uit als een:
ee.
VB: vous parlez, chanter
Staan er
andere letters zoals –e of –es
op het
einde
dan worden die niet uitgesproken (of hooguit als uh)
Vb: Tu aimes, il aime, ils aiment
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Video
La prononciation
De
é
spreek je uit als:
ee
Vb: numéro
De
è
spreek je uit als:
eh
Vb: près de, frère
De ‘(
e)au
’ en de ‘(e)aux’ spreek je uit als:
oo
Vb: cadeau
Slide 27 - Slide
La prononciation
De
s
aan het eind van een woord niet uitspreken
Bijv. repas
Woorden met tion spreek je uit als
sjon
en niet als
chon
Bijv. l'addition
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Slide
Vous avez reservé?
Asseyez-vous!
Qu'est-ce que vous avez à manger?
Voilà, la carte.
Vous avez choisi?
Vous avez fini?
Bon appétit!
Heeft u gereserveerd?
Gaat u zitten?
Wat heeft u te eten?
Alstublieft, de menukaart.
Heeft u een keuze kunnen maken?
Bent u klaar?
Eet smakelijk!
Slide 37 - Drag question
Wat zie je op het plaatje?
A
l'assiette
B
l'addition
C
l'entrée
Slide 38 - Quiz
Wat zie je op het plaatje?
A
La carte
B
L'addition
C
Une entrée
D
Le plat principal
Slide 39 - Quiz
Wat is het juiste antwoord op de volgende vraag: 'Vous avez choisi?'
A
Non, pas encore.
B
Non, ça fait combien?
C
Non, c'est bon.
Slide 40 - Quiz
Wat is het juiste antwoord op de volgende vraag: 'Vous prenez un dessert?'
A
Non, je ne prends de dessert pas.
B
Non, je prends ne dessert pas.
C
Non, je ne prends pas de dessert.
Slide 41 - Quiz
Je voudrais la soupe à l'oignon, s'il vous plait.
A
Désolé, il n'y a pas de soupe à l'oignon
B
Désolé, il y a pas de soupe à l'ognion
C
Désolé, il n'y a pas d'entrée.
Slide 42 - Quiz
www.bing.com
Slide 43 - Link
Le vlog
des questions?
Lukt het om de phrases bij apprendre 7 te veranderen naar eigen situatie?
Heeft iedereen script klaar?
Slide 44 - Slide
edpuzzle.com
Slide 45 - Link
Parler
Exercice 17: il aime .... / il n'aime pas ....
Exercice 18: Je prends ..../ je ne prends pas ....
Slide 46 - Slide
Au travail
Grammaire extra: delend lidwoord exercices 16f, 16g, 16h
blz 81 (plusklas blz 84)
Slide 47 - Slide
More lessons like this
2024 week 13/5
May 2024
- Lesson with
40 slides
Frans
Middelbare school
vmbo lwoo, havo, vwo
Leerjaar 1
2024 week 13/5 les V1B
May 2024
- Lesson with
24 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Révision Chapitre 1 2GYM
October 2022
- Lesson with
15 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
passé composé met avoir et être
10 days ago
- Lesson with
34 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
passé composé met avoir et être
February 2021
- Lesson with
34 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Les 5: 25 septembre herhaling passé composé + prononciation
September 2023
- Lesson with
15 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Herhaling passé composé met avoir et être
April 2024
- Lesson with
27 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
H1 2 VWO 2024 D passé composé met avoir 3 oktober 2024
September 2024
- Lesson with
40 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3