2024 week 13/5

  • La prononciation  
  • Le passé composé (voltooid deelwoord)
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met de uitspraak in het Frans
  • snap ik hoe de passé composé is opgebouwd
  • kan ik de passé composé herkennen en toepassen.

1 / 40
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo lwoo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

  • La prononciation  
  • Le passé composé (voltooid deelwoord)
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met de uitspraak in het Frans
  • snap ik hoe de passé composé is opgebouwd
  • kan ik de passé composé herkennen en toepassen.

Slide 1 - Slide

La prononciation
unité 5 - écouter exercice 11 page 22

Slide 2 - Slide

La prononciation
unité 7 - écouter exercice 11 page 93

Slide 3 - Slide

La prononciation
je voudrais
et
j'ai
c'est bon, c'est très bon
c'est une boulangerie
qu'est-ce que vous voulez?
Vous avez choisi / décidé?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Eindopdracht uitleggen V1B

Slide 6 - Slide

Passé composé?

Voltooid tegenwoordige tijd oftewel voltooid deelwoord

Wanneer gebruik je deze tijd in het NL?

Slide 7 - Slide

Passé composé?

Voltooid tegenwoordige tijd

Om te vertellen wat er in het verleden is gebeurd

Slide 8 - Slide

Leerdoelen

Aan het eind van deze les weet je hoe je de passé composé maakt.

Iemand een idee?

Slide 9 - Slide

Voltooide tijd = Passé Composé

De meeste voltooide tijden maak je met het hulpwerkwoord
'avoir'

Ik heb gedanst = J'ai dansé


Slide 10 - Slide

Passé composé bestaat uit:
1. een vorm van AVOIR (hebben)
   2. een voltooid deelwoord

Voltooide tijd met avoir FR-NL blz 96/97, maak ezelsoor bladzijde

Slide 11 - Slide

Werkwoord avoir
J'ai 
Tu as 
Il, elle, on a
Nous avons
Vous avez
Ils, elles ont

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

2. Het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord op -ER, eindigt altijd op " É "

 J'ai parlé (parler = praten)               = Ik heb gepraat 
 On a chanté (chanter = zingen)    = We hebben gezongen                                 

Slide 14 - Slide

1. Je hebt dus het rijtje van AVOIR weer nodig! Schrijf het rijtje van AVOIR op (je, tu, il, nous, vous, ils)

Slide 15 - Open question

Geef de juiste vorm van AVOIR:
Nous…...
A
sommes
B
avons
C
ai
D
ont

Slide 16 - Quiz

Vul weer de juiste vorm van AVOIR in:
Sophie (is een 'zij' dus elle) ...….
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 17 - Quiz

Nous avons (danser)

Slide 18 - Open question

Vous ..... ecouté

Slide 19 - Open question

Il ..... dansé

Slide 20 - Open question

Kijk in je boek, blz 97
Schema moet je kunnen vertalen van FR-NL
Regelmatige ww op -er
Voltooid deelwoord van onregelmatige ww

Slide 21 - Slide

Snap jij het?
J'ai été malade - ik ben ziek geweest
Nous avons été malade - .................................

Slide 22 - Slide

Snap jij het?
J'ai été malade - ik ben ziek geweest
Nous avons été malade - wij zijn ziek geweest

We gaan oefenen....

Slide 23 - Slide

Vertaal: Elle a eu un cadeau.

Slide 24 - Open question

Vertaal: Madame, vous avez fait des photos?

Slide 25 - Open question

Les devoirs- blz 97
Maak 16 c (1, 2, 3)

Let op voltooid deelwoord onregelmatige werkwoorden

Slide 26 - Slide

  • Le passé composé (voltooid deelwoord)
  • la prononciation
  • werken aan vlog
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met de uitspraak in het Frans
  • snap ik hoe de passé composé is opgebouwd
  • kan ik de passé composé herkennen en toepassen.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Le présent

werkwoorden -er

Persoonsvorm (onderwerp) 
+
Stam - uitgang

Le passé composé

werkwoorden -er

Persoonsvorm (onderwerp)
+
hulpwerkwoord
+
Stam - uitgang

Slide 29 - Slide

Le présent

werkwoorden -er

Persoonsvorm (onderwerp) 
+
Stam - uitgang

Le passé composé

werkwoorden -er

Persoonsvorm (onderwerp)
+
hulpwerkwoord
+
Stam - uitgang

Slide 30 - Slide

ik praat
A
je parles
B
je parle
C
je parler

Slide 31 - Quiz

ik heb gepraat
A
Je parlé
B
J'ai parler
C
J'ai parlé
D
je parler

Slide 32 - Quiz

Ik ben geweest
A
je suis été
B
j'ai été

Slide 33 - Quiz

Ik heb gemaakt (faire)
A
J'ai fairé
B
J'ai fait
C
Je fairé
D
Je fait

Slide 34 - Quiz

Vertaal:
J'ai pris du fromage

Slide 35 - Open question

Vertaal:
J'ai pris le fromage

Slide 36 - Open question

Les devoirs
Nakijken 16 c blz 97

Slide 37 - Slide

La prononciation
je voudrais
et
j'ai
c'est bon, c'est très bon
c'est une boulangerie
qu'est-ce que vous voulez?
Vous avez choisi / décidé?

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Werken aan vlog
zelfstandig werken

Slide 40 - Slide