Semana 20 Lección 1 y 2

¡BIENVENIDOS!
1 / 41
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

¡BIENVENIDOS!

Slide 1 - Slide

Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ... repetimos el vocabulario de la familia y los pronombres posesivos herhalen we de woorden voor de familieleden en de bezittelijke voornaamwoorden
2. ... describimos a una persona de nuestra familia 
beschrijven we een persoon uit onze familie 

Slide 2 - Slide

¿Qué tal tus vacaciones de mayo?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

¿Qué has hecho
en las vacaciones?
Noem één Spaans woord!

Slide 4 - Mind map

¡Vamos a repetir!

Slide 5 - Slide

vader =
A
madre
B
tío
C
padre
D
hermano

Slide 6 - Quiz

tante =
A
hermana
B
tía
C
tío
D
madre

Slide 7 - Quiz

opa =
A
abuelo
B
tío
C
nieto
D
primo

Slide 8 - Quiz

mijn =
A
tus
B
su
C
nuestro
D
mi

Slide 9 - Quiz

onze =
A
mis
B
nuestro
C
vuestra
D
sus

Slide 10 - Quiz

zijn =
A
mi
B
tus
C
vuestra
D
su

Slide 11 - Quiz

mijn broer =

Slide 12 - Open question

mijn zussen =

Slide 13 - Open question

onze tante =

Slide 14 - Open question

zijn ouders =

Slide 15 - Open question

Deberes para hoy
Voor vandaag moest je afhebben:
LE p. 48 - 51 ejs 3 / 4 / 5 / 6 / 8 / 9 / 10 / 11

¿Hay preguntas? Zijn er vragen?
Luisterfragment? LE p. 48 ejercicio 4?


Slide 16 - Slide

Vocabulario Unidad 3
Je hebt twee minuten de tijd! Vul de tabel aan met de woorden in het Nederlands en Spaans.

Slide 17 - Slide

Vocabulario Unidad 3
Ruil met één van je compañer@s. Pak een andere kleur pen.
Kijk de antwoorden van je klasgenoot na.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

PO Mi familia

Slide 20 - Slide

Describe a una persona de tu familia
LT p. 53 ej. 5
Kies twee/drie familieleden. Beschrijf hem of haar.

- naam
- wat is hij/zij van jou
- leeftijd
- karakter
- uiterlijke kenmerk

Slide 21 - Slide

Deberes Huiswerk
Beschrijf ten minste twee familieleden aan de hand van de genoemde punten (naam, wat is hij/zij van jou, leeftijd, karakter, 
uiterlijk kenmerk). 

Slide 22 - Slide

¡Hasta luego!

Slide 23 - Slide

¡BIENVENIDOS!

Slide 24 - Slide

Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ...aprendo a describir una casa (habitaciones, muebles...) leer ik een huis beschrijven (kamers, meubels, etc.)
2. ...aprendo a usar 'hay' y 'no hay' leer ik zinnen maken met 'er is/zijn' en 'er is/zijn geen'


Slide 25 - Slide

Describe a una persona de tu familia
Huiswerk voor vandaag:
Kies één van jouw familieleden. Beschrijf hem of haar.

- naam
- wat is hij/zij van jou
- leeftijd
- karakter
- uiterlijke kenmerk

Slide 26 - Slide

Describe a una persona de tu familia
Mi familia:

Tengo una hermana.
Se llama Lotte.
Tiene 32 años.
Es muy simpática.
Es bajita y tiene el pelo moreno.
Le gustan los perros.

Slide 27 - Slide

Habitaciones Kamers

Bekijk LT p. 54 ejercicio 1:
Welke woorden horen bij de zes kamers die je ziet?

timer
2:00

Slide 28 - Slide

Describir tu casa Je huis beschrijven
Hay = er is / er zijn                     

Vivo en Winsum.                             Ik woon in Winsum.
Vivo en una casa grande.          Ik woon in een groot huis.
En mi casa hay una cocina.     In mijn huis is (er) een keuken.
Y hay 3 dormitorios.                   En zijn (er) 3 slaapkamers.

Slide 29 - Slide

Describir tu casa Je huis beschrijven
No hay = er is geen/ er zijn geen                     

En mi casa no hay una piscina.  In mijn huis is er geen zwembad.
En mi casa no hay balcones.       In mijn huis zijn er geen balkons.

Slide 30 - Slide

Describir tu casa
Hay una habitación.
Hay dos habitaciones.

Hay una cama en la habitación.
También hay una silla.

Slide 31 - Slide

Describir tu casa
Hay un cuarto de baño.

Slide 32 - Slide

Describir tu casa
Hay una cocina.

Slide 33 - Slide

Describir tu casa
Hay un salón.

Slide 34 - Slide

Describir tu casa
Hay un balcón.

Slide 35 - Slide

Describir tu casa
Hay una piscina.

Slide 36 - Slide

Describir tu casa
Hay un jardín.

Slide 37 - Slide

Describir tu casa
Hay una ventana.
Hay dos ventanas.
Hay muchas ventanas.

Slide 38 - Slide

Describir tu casa
No hay ventanas.

No hay piscina.

Slide 39 - Slide

Deberes Huiswerk
- Maken: LE p. 54-55 ejercicios 4 + 6
- Maken: PO eis 1 t/m 4
- Leren: woordenlijst "Las habitaciones de la casa" +
"Los muebles" (p.1 / p.2)   


Slide 40 - Slide

¡Hasta luego!

Slide 41 - Slide