1. Samenstellingen van twee of drie woorden: schoolvakantie.
2. Getallen met honderd en duizend: drieduizend, zeshonderd.
3. Veel samengestelde werkwoorden: autorijden, koffiedrinken.
4. Veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel: stomverbaasd, veeleisend.
5. Er, hier, daar, waar + voorzetsel: hieraan, waarvoor, daartegenover.