2.11 Werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

Programma

• Terugblik vorige les
• Uitleg nieuwe theorie
• Aan het werk
• Huiswerkcontrole
• Opgeven huiswerk
• Terugblik deze les

Terugblik vorige les

Wat hebben we de vorige les gedaan?
Iedereen bedenkt een voorbeeld...!

Grammatica woordsoorten h2 (blz. 69)

Doel: aan het einde van de les kan iedereen de woordsoort 'werkwoord' in een zin vinden.

Werkwoorden

• Een werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand DOET of overkomt.
• Doe-woorden
• Een werkwoorden kun je vervoegen (ik, hij, zij, jij, wij, zij, jullie)
• Kijken--> Ik heb gisteren naar Ajax-PSV gekeken.
• Lachen --> Het circuspubliek lacht om de clown.
• Krijgen --> De artiesten krijgen een luid applaus.
• Vallen --> De appels vielen niet ver van de boom.

Aan het werk...

Het volgende ga je maken:
Grammatica woordsoorten hoofdstuk 2 (blz. 69) --> nieuw onderdeel --> noteer het onderdeel in je schrift! --> Maken 1 t/m 6
Klaar? --> oefenboek blz. 29 --> 1 t/m 5
Klaar? --> Lezen of naar www.jufmelis.nl (onderdeel woordsoorten).

Groep 1: verlengde instructie en/of zelfstandig werken
Groep 2: zelfstandig aan het werk

Ik kom straks het huiswerk controleren --> Grammatica hoofdstuk 1 + het oefenboek.

Je kunt de pincode beter niet op je bankpas schrijven. Benoem de werkwoorden in een zin.

1. Kunt
2. Kunt en schrijven
3. Schrijven en bankpas
4. Pincode, kunt en je

Jan legde het boek op de bovenste plank van de kast. Benoem de werkwoorden.

1. Legde
2. Legde en plank
3. Plank en Jan
4. Legde en bovenste

Wij hebben de hele zomer aardbeien uit onze eigen tuin gegeten. Benoem de werkwoord(en).

1. Hebben en aardbei
2. Gegeten en eigen
3. Wij en hele
4. Hebben en gegeten

De Nachtwacht is het bekendste schilderij in het Rijksmuseum. Benoem de werkwoord(en).

1. Bekendste en schilderij
2. Schilderij en De Nachtwacht
3. Is
4. Is en Rijksmuseum

Het gebruik komt uit Amerika. Benoem de werkwoord(en).

1. Gebruik
2. Komt en gebruik
3. Amerika en gebruik
4. Komt

Malou wacht op haar vriendin in de fietsenstalling. Benoem het werkwoord + de zelfstandige naamwoorden.

1. Malou, wacht, vriendin, fietsenstalling
2. Malou, vriendin, de
3. Wacht, haar, vriendin
4. Fietsenstalling, in, haar

De winkels hangen vol met de nieuwste herfstmode. Benoem het werkwoord + de zelfstandige naamwoorden.

1. Nieuwste, herfstmode, vol, hangen
2. De, winkels, de, nieuwste
3. met, vol, de
4. Hangen, winkels, herfstmode

Huiswerk

• Vrijdag 20 november, 2e uur
|> Toets grammatica woordsoorten hoofdstuk 1 (blz. 29) en hoofdstuk 2 (blz. 69)
|> Hoofdstuk 1: lidwoorden en zelfstandige naamwoorden.
|> Hoofdstuk 2: werkwoorden

Terugblik deze les

• Wat was het doel?
• Moeilijk of makkelijk?
• Wat kan de volgende keer beter?