Herhaling Jong&Oud H5

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Wie onderzoekt en stelt de hoogte van de koopkracht en inflatie vast.

1. SBS
2. CBS
3. UWV
4. de regering

Wat is koopkracht?

1. Hoeveel geld je hebt.
2. De hoeveelheid producten die je kunt kopen.
3. Hoeveel spaargeld je hebt
4. Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Wat is het verschil tussen nominaal inkomen en reëel inkomen?

1. Reëel inkomen is hoger dan nominaal inkomen
2. Nominaal inkomen is gecorrigeerd voor inflatie
3. Nominaal inkomen is hoger dan reëel inkomen
4. Reëel inkomen is gecorrigeerd voor inflatie

Wat is het effect van inflatie op de koopkracht?

1. Koopkracht verdubbelt
2. Koopkracht daalt
3. Koopkracht blijft gelijk
4. Koopkracht stijgt

Wat is het tegenovergestelde van inflatie?

1. Koopkracht
2. Reëel
3. Inkomen
4. Deflatie

Waardoor wordt je koopkracht bepaald?

1. De bedragen die je uitgeeft en de leningen die je afsluit.
2. De hoogte van je inkomen en de hoogte van de prijzen.
3. De hoogte van de prijzen en de bedragen die je uitgeeft
4. De leningen die je afsluit en de hoogte van je inkomen.

De prijzen stijgen met 2,5%
Het inkomen van Joost stijgt met 1,5%
Stijgt of daalt de koopkracht van Joost?

1. Stijgt
2. Daalt

Voorbeeld 

Nino verdient in 2015 een salaris van € 3.500. Een jaar later verdient hij € 275 meer. 

De inflatie bedroeg in dat jaar 3,75%

 

Bereken de verandering in koopkracht voor Nino

Als de inflatie 2% is en de rente op mijn spaargeld 1% is, dan..

1. daalt mijn koopkracht
2. gebeurt er niks met mijn koopkracht
3. stijgt de koopkracht

Is in 2017 de koopkracht gestegen of gedaald?

1. Gestegen
2. Gedaald

Het inkomen van Joost stijgt in 2014 met 5% ten opzichte van 2013. De prijzen stijgen in 2014 met 2,75%. Bereken op twee decimalen met hoeveel procent de koopkracht van Joost veranderd is.

1. 102,19
2. 2,25%
3. 2,75%
4. 2,19%