Lezen - Herhaling blok 3 en 4 (1F)

Nederlands
1F
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Middelbare school

This lesson contains 26 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands
1F

Slide 1 - Slide

Planning
- Bespreken onderdeel 4.13 Grondig lezen

- Quiz blok 3 en 4

- Oefenen voor toets

Slide 2 - Slide

Bespreken onderdeel 4.13
Welke leesmanier kies je?

35.1a Je wilt weten wat het onderwerp is van een artikel in het tijdschrift Girlz!.

35.1b Je hebt voor je verjaardag een boek over Indianen gekregen. Je wilt echt alles over dit onderwerp weten.

Slide 3 - Slide

Bespreken onderdeel 4.13
35.1c Je hebt Studio Sport gisteren gemist. Je wilt weten welke spelers hebben gescoord in de wedstrijd PSV-AZ. In de krant zie je een verslag van de wedstrijd.

35.1d Je gaat een presentatie houden over mandala’s. Een klasgenoot laat je een tekst zien op internet. Je wilt weten waar deze over gaat. Misschien kun je hem gebruiken voor je presentatie.

Slide 4 - Slide

Quiz
- Ga naar www.whiteboard.fi

-Log in met de volgende code:

- Schrijf steeds je antwoord van de quizvraag op je whiteboard.

Slide 5 - Slide

1. Welk tekstdoel ontbreekt?
1. Informeren
2. Overhalen
3. ... ?
4. Uitleg geven

Slide 6 - Slide

Uitleg vraag 1.
Tekstdoelen = De bedoeling die de schrijver heeft met het schrijven van een tekst.

1. Informeren
2. Overhalen
3. Amuseren
4. Uitleg geven

Slide 7 - Slide

2. Welke tekstsoort ontbreekt?
1. Informerende tekst
2. ... ?
3. Amuserende tekst
4. Uiteenzettende tekst

Slide 8 - Slide

Uitleg vraag 2
Tekstsoort = er zijn verschillende soorten teksten, elke soort tekst heeft een eigen tekstdoeln.

1. Informerende tekst
2. Aansporende tekst
3. Amuserende tekst
4. Uiteenzettende tekst

Slide 9 - Slide

3. Welke tekstvorm hoort bij het gegeven tekstdoel.
1. Informeren --> ... ?

2. Overhalen --> folder

3. Amuseren --> Strip

3. Uitleg geven --> ... ?

Slide 10 - Slide

Uitleg vraag 3
Tekstvorm = Een tekstsoort kan ik verschillende vormen worden geschreven.

1. Nieuwsbericht
2. Folder
3. Strip
4. Recept, handleiding, schoolboek

Slide 11 - Slide

4. Wat lees je bij verkennend lezen?
1. De titel
2. De afbeelding
3. De eerste zinnen
4. ..... ?
5. .... ?

Slide 12 - Slide

Uitleg vraag 4
Om te bepalen wat het tekstdoel, de tekstsoort en het onderwerp is maken we gebruik van verkennend lezen.
1. De titel
2. De afbeelding
3. De eerste zinnen
4. De opvallend gedrukte woorden
5. De bron

Slide 13 - Slide

5. Wat doe je als je een moeilijk woord ziet?

1. Een stukje terug of verder lezen om te kijken of het woord wordt uitgelegd.
2. ... ?
3. Kijken naar de afbeeldingen bij de tekst.
4. Vraag de betekenis of zoek de betekenis op in een woordenboek.

Slide 14 - Slide

Uitleg vraag 5
Als je een woord ziet wat je niet kent, kun je het best de volgende stappen volgen:
1. 1. Een stukje terug of verder lezen om te kijken of het woord wordt uitgelegd.
2. Kijk naar bekende stukjes in het woord
3. Kijken naar de afbeeldingen bij de tekst.
4. Vraag de betekenis of zoek de betekenis op in een woordenboek.

Slide 15 - Slide

6. We gebruiken alinea's omdat...

Slide 16 - Slide

Uitleg vraag 6
- Alinea's zorgen voor overzicht en structuur. 

- Het is geen hele lange lap tekst, het verdeelt de tekst in kleinere stukjes.

- Deze kleinere stukjes hebben een eigen onderwerp. 

Slide 17 - Slide

7. Je kunt een alinea herkennen doordat...
Er vaak ............................................................. tussen staat.

&

Omdat de alinea altijd op een .......................................... begint.

Slide 18 - Slide

Uitleg vraag 7

Slide 19 - Slide

8. Uit welke delen bestaat een goede tekst?

1. Inleiding
2. ... ?
3. ... ?

Slide 20 - Slide

Uitleg vraag 8
Een tekst wordt opgestart in de inleiding. Hier wordt kort verteld waar de tekst over gaat.

In het middenstuk wordt uitgebreide informatie gegeven over het onderwerp van de tekst.

De tekst wordt afgesloten in het slot.

Slide 21 - Slide

9. Welke leesmanieren zijn er?
1. Verkennend lezen
2. ... ?
3. ... ?

Slide 22 - Slide

Uitleg vraag 9
Je kunt verschillende leesdoelen hebben. Jouw leesdoel bepaalt ook welke leesmanier je het best kunt gebruiken.

Bij verkennend lezen, wil je snel weten waar de tekst over gaat.
Bij zoekend lezen, scan je de tussenkopjes om te kijken waar je het antwoord kunt vinden.
Bij grondig lezen, lees je de hele tekst nauwkeurig.

Slide 23 - Slide

10. Wat is het stappenplan om het deelonderwerp te vinden?
1. Bepaal ..................... van de tekst door verkennend te lezen.

2. ..............

3. Lees de alinea waar je het deelonderwerp van wilt weten.

Slide 24 - Slide

Uitleg vraag 10
1. Bepaal het (algemene) onderwerp van de tekst door verkennend te lezen. Zo kun je al bedenken wat voor deelonderwerp erbij passen.

2. Tel de alinea's en geef elke alinea een nummer.

3. Lees de alinea waar je het deelonderwerp van wilt weten.

Slide 25 - Slide

Oefenen
- Maak de opdrachten om de toets te oefenen.

- Deze opdrachten bespreken we vrijdag 12 juni.

Slide 26 - Slide