Phase 1 - Sentence structure

Phase 1/2: leren schrijven!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Phase 1/2: leren schrijven!

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Look back at last week...

  • Repeating explanation on sentence structure
  • Work on writing exercise or speaking exercises
  • Vocabulary: dictee

Slide 2 - Slide

Vorige week
  • Explanation Summative Assessment: Writing 
  • Presens: verbs in the present tense

  • On Friday in Teams: start up writing exercise on page 48 of your PDF.  Who has already written something!?

Slide 3 - Slide

Zinnen maken!
Explanation sentence structure in Dutch

Slide 4 - Slide

Is this sentence correct?
De kinderen spelen in de klas.
A
Ja, goed!
B
Nee...

Slide 5 - Quiz

Is this sentence correct?
In de kamer jullie zijn.
A
Ja, goed!
B
Nee...

Slide 6 - Quiz

Zinnen maken
  • Look at the following sentences:

    Ik vind pannenkoeken lekker. 

    Mijn oma maakt stamppot.

     
  • Can you figure out the structure?

Slide 7 - Slide

Zinnen maken
  • Now, put the following sentences in the correct order!

    mijn moeder / lekkere tomatensoep / kookt 
    neem / ook een voorgerecht / ik
    naar een restaurant / de familie Jansen / gaat

Slide 8 - Slide

Zinnen maken
  • Subject - verb - rest 
  • Always conjugate the verb in the sentence correctly...

Het komt helemaal goed!

Slide 9 - Slide

De les begint om half twee.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz

Lezen in het boek de kinderen.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

De toets is moeilijk.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

De docent eet een appel.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

Woont in Utrecht hij.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quiz

I now understand how to make a basic Dutch sentence.
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Goedemorgen grade 6!
Hoe gaat het met jullie?

Slide 16 - Slide

Vorige keer...
  • Sentence structure in Dutch: do you remember? 

S - V - R

Slide 17 - Slide

Writing exercise 
  • Go to page 10 of your PDF and work on the exercises. 
  • You are making sentences with the words from vocabulary 1. Try to use some variation in your sentences!

  • Do not use Google Translate to translate whole sentences, but use an online dictionary to translate some words.

Slide 18 - Slide

Vocabulary: dicteetje!
Listen to the words and write down how you think it is spelled...

Slide 19 - Slide

Antwoorden
  1. Boterham
  2. Groentesoep
  3. Ik eet lunch op school.
  4. Het eten is lekker.  
  5.  Ik houd van pizza.

Slide 20 - Slide