Oefentoets Romeinen
1 / 20
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Land dat geen koning of keizer heeft
Welk begrip past hierbij?
Welk begrip past hierbij?
A
monarchie
B
republiek
C
democratie
D
dictatuur
Slide 2 - Quiz
Bestuursvorm waarbij een kleine groep rijken de macht heeft.
Welk begrip past hierbij?
Welk begrip past hierbij?
A
aristocratie
B
democratie
C
republiek
D
senaat
Slide 3 - Quiz
Met Pax Romana wordt bedoeld?
A
chaos in het Romeinse Rijk
B
Romeinse vrede
C
Romeinse rust
D
De naam van het Romeinse Rijk
Slide 4 - Quiz
Welk volk heeft veel invloed gehad op de Romeinse bouwkunst?
A
Egyptenaren
B
Kelten
C
Grieken
D
Germanen
Slide 5 - Quiz
Welke kaart is de kaart van het Romeinse rijk?
Slide 6 - Drag question
Sleep de woorden naar de juiste plek in de tabel.
West-Romeinse Rijk
Oost-Romeinse Rijk
Latijn
Grieks
Rome
Constantinopel
Slide 7 - Drag question
Christendom, jodendom of allebei:
monotheïstisch
monotheïstisch
A
Christendom
B
Jodendom
C
Allebei
Slide 8 - Quiz
Hoe worden kanalen voor het vervoeren van water genoemd?
A
Aquaducten
B
Thermen
Slide 9 - Quiz
Hoe worden de Romeinse badhuizen ook wel genoemd?
A
Aquaducten
B
Thermen
Slide 10 - Quiz
Wat is Romanisering?
A
Latijnse taal overnemen
B
Bestuur van romeinen overnemen
C
Toga gaan dragen
D
Je eigen gebruiken houden
Slide 11 - Quiz
Welk woord hoort niet thuis in het rijtje?
A
Jezus Christus
B
Gezalfde
C
Joodse priester
D
Messias
Slide 12 - Quiz
Door welke volkeren werd Nederland bewoond in de tijd van Grieken en Romeinen?
A
Franken, Saksen en Bourgondiërs
B
Germaanse en Keltische stammen
C
Friezen en Galliërs
D
Bataven en Franken
Slide 13 - Quiz
Wie was Odoakar?
A
De eerste paus
B
De laatste Romeinse keizer
C
Leider van de Hunnen
D
Een Germaanse generaal
Slide 14 - Quiz
Wie was Romulus Augustulus?
A
De eerste paus
B
De laatste Romeinse keizer
C
De leider van de Hunnen
D
Een Germaanse generaal
Slide 15 - Quiz
Wat was een belangrijke oorzaak van de Germaanse Volksverhuizing?
A
Onvrede over het bestuur in eigen gebied
B
Romeinen die de grenzen openzette voor de Germaanse volkeren
C
Invallen van de Hunnen
D
Het zoeken naar nieuw landbouwgrond
Slide 16 - Quiz
Omstreeks 30 n. C.
66 n. C. en 132 n. C.
380 n. C.
Jezus vertelt over God
Joden komen in opstand tegen de Romeinen
christendom wordt de staatsgodsdienst
Slide 17 - Drag question
Welk deel van het Romeinse
Rijk had het meeste last van
de volksverhuizing?
Rijk had het meeste last van
de volksverhuizing?
A
West-Romeinse Rijk
B
Oost-Romeinse Rijk
Slide 18 - Quiz
Welk deel van het Romeinse Rijk is blijven bestaan tot 1453?
A
West Romeinse Rijk
B
Oost Romeinse Rijk
Slide 19 - Quiz
Het begrip dat bij dit plaatje past is ...
A
West Romeinse Rijk
B
Volksverhuizingen
C
Frankische rijk
D
Urbanisatie
