persoonlijk vnw ch1

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

ik, jij, hij, zij, wij, jullie, u , zij

persoonlijk voornaamwoorden

hoe zeg je 'ik' in het Frans

Hoe zeg je jij in het Frans?

Hoe zeg je hij in het Frans?

Hoe zeg je wij in het Frans?

Vous betekent:

1. u
2. jullie
3. u en jullie
4. zij vrouwelijk

Wat betekent ils en elles?

Trucje

il = hij

elle = zij

ils en elles hebben een meervouds S

dus ils = meer dan 1 man
elles = meer dan 1 vrouw 

Daar zeg je dan zij tegen, want een groepje 

il a un frère = hij heeft een broer

ils ont un frère = zij hebben een broer (groepje jongens)

elle a un frère = zij heeft een broer

elles ont un frère = zij hebben een broer (groepje meisjes)

u heeft een tante

1. tu as une tante
2. nous avons une tante
3. vous avez une tante
4. ils ont une tante

ik hou van de zee

1. tu aime la mer
2. t'aime la mer
3. je aime la mer
4. j'aime la mer

zij hebben een baby

1. elle a un bébé
2. ils ont un bébé
3. nous avons un bébé
4. vous avez un bébé

vertaal naar NL: Elle a un chien.

vertaal naar NL: Ils ont un lapin

hoe kun je 'wij' in het Frans goed onthouden?

wij hebben een nichtje

1. nous avons une cousine
2. elles ont une cousine
3. ils ont une cousine
4. vous avez une cousine

mon copain est mignon
je kunt over de copain zeggen:

1. elle est mignon
2. vous êtes mignon
3. il est mignon
4. nous sommes mignon

Paul et Léo ont une soeur

1. il a une soeur
2. nous avons une soeur
3. vous avez une soeur
4. ils ont une soeur