1hv - Ch 1 - G/H

1 / 32
next
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Bienvenue!

Slide 4 - Slide

wat staat er rechts op het bord?
Wat neem je mee naar de les?
ton livre     *     un cahier   *   des stylos  

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

BIENVENUE!
Montre-moi tes devoirs
(= laat mij je huiswerk zien):

werkblad Les familles en photos

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

les devoirs / huiswerk
  • Leren Ch. 1 - bron A, B, E, F, G 
  • Leren les nombres 0 t/m 20
  • Maken ex 30abc & 31acde (page 48 e.v.)
agenda

Slide 8 - Slide

  • thuis max kwartier
  • WAAROM echt doen? nodig voor les morgen!
les devoirs / huiswerk
  • Leren Ch. 1 - bron A, B, E, F, G 
  • Leren les nombres 0 & 20
  • Maken ex 30, 31 (page 48)
agenda
volgende les oefentoets!

Slide 9 - Slide

  • thuis max kwartier
  • WAAROM echt doen? nodig voor les morgen!
16/10: luistertoets
Hoe ziet de toets eruit?
  • 2x luisterfragment met vragen
  • 2x voca-invuloefening (kies het juiste woord)


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

16/10: luistertoets
Hoe ziet de toets eruit?
  • 2x luisterfragment met vragen
  • 2x voca-invuloefening (kies het juiste woord)

Wat kan je leren voor de toets?
  • luister de fragmenten op Classroom!
  • leer Ch.1 - bron A, B, C, E, F, G

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Aan het eind van de les: 
kan je het werkwoord AVOIR gebruiken
Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?
  
  • bespreken Les familles en photo
  • het werkwoord AVOIR (=hebben)

Slide 12 - Slide

Réponds en néerlandais:
  • C'est quoi, le but?
  • Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

bespreken werkblad 
Les familles en photos

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

ma famille
Écris 4 phrases  



HOE?
  1. écrire (3 minuten, in stilte)
  2. ruil je schrift met je buurman en controleer
  3. corriger

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

ma famille
Écris 4 phrases  



  Hulp nodig? 
Bron F, page 53
HOE?
  1. écrire (3 minuten, in stilte)
  2. ruil je schrift met je buurman en controleer
  3. corriger

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

ma famille
Écris 4 phrases  



  le père      / mon père
la mère    / ma mère
  Hulp nodig? 
Bron F, page 53
HOE?
  1. écrire (3 minuten, in stilte)
  2. ruil je schrift met je buurman en controleer
  3. corriger

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

vertaal
ik = 
jij = 
hij = 
zij = 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

vertaal
ik = je
jij = tu
hij = il
zij = elle

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

pliez            

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

ZIJN = ÉTRE

ik ben             =
jij bent           =
hij/zij is         =
HEBBEN = AVOIR

ik heb                  =
jij hebt                =
hij/zij heeft       =



Slide 20 - Slide

This item has no instructions

ZIJN = ÉTRE

ik ben             = je suis
jij bent           =
hij/zij is         =
HEBBEN = AVOIR

ik heb                  = j'ai
jij hebt                = tu as
hij/zij heeft       = il / elle a



Slide 21 - Slide

This item has no instructions

ZIJN = ÉTRE

ik ben             = je suis
jij bent           = tu es
hij/zij is         = il / elle est
HEBBEN = AVOIR

ik heb                  = j'ai
jij hebt                = tu as
hij/zij heeft       = il / elle a



Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Video

This item has no instructions

ZIJN = ÉTRE


HEBBEN = AVOIR

ik heb                  = j'ai
jij hebt                = tu as
hij/zij heeft       = il / elle a

wij hebben       = nous avons
jullie hebben   = vous avez
zij hebben        = ils/elles ont

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

vertaal
  • Jij hebt een broer.                           
  • Hij heeft een hond.
  • Zij hebben een kat.
  • Marie heeft een hond.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

vertaal
  • Jij hebt een broer.                      = Tu as un frère.                
  • Hij heeft een hond.
  • Zij hebben een kat.
  • Marie heeft een hond.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

vertaal
  • Jij hebt een broer.                      = Tu as un frère.                
  • Hij heeft een hond.                    = il a un chien.
  • Zij hebben een kat.     
  • Marie heeft een hond.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

vertaal
  • Jij hebt een broer.                      = Tu as un frère.                
  • Hij heeft een hond.                    = il a un chien.
  • Zij hebben een kat.                    = ils ont un chat.
  • Marie heeft een hond.   

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

vertaal
  • Jij hebt een broer.                      = Tu as un frère.                
  • Hij heeft een hond.                    = il a un chien.
  • Zij hebben een kat.                    = ils ont un chat.
  • Marie heeft een hond.             = Marie a un chien.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Terugblik: 

  • Lesdoel bereikt?

  • Hoe verliep de les, wat schrijf ik in het klassenboek?

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Aan het einde van de les:
  • Stoel aanschuiven.
  • Rustig lokaal uit.
  • Rommel? In prullenbak.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

  1. Hoe oud is Marie?

  2. Hoeveel broers en zussen heeft Marie? 

  3. Hoe oud is de zus van Marie?

Slide 32 - Slide

This item has no instructions