Beleggen (H.7)

Hoofdstuk 7 Beleggen
7.1 Spaarvormen
7.2 Effectenbeurs
7.3 Aandelen
7.4 Obligaties en beleggingsfondsen
7.5 Opties (vwo)
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Hoofdstuk 7 Beleggen
7.1 Spaarvormen
7.2 Effectenbeurs
7.3 Aandelen
7.4 Obligaties en beleggingsfondsen
7.5 Opties (vwo)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Beleggen

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

7.1 Spaarvormen 
Sparen op een bankrekening: geen risico, wordt vaak niet eens gezien als beleggen.

Sparen voor pensioen:
AOW: sociale verzekering via omslagstelsel
Bedrijfspensioen: verplicht deelnemen aan een regeling via de werkgever (bijv. ABP)

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Werkgever betaalt vaak mee aan de pensioenpremie
Hier geldt het kapitaaldekkingsstelsel
Lijfrenteverzekering: de premie in 1x of periodiek betalen (aftrekbaar). Vanaf een bepaald moment periodiek uitkeren (belast) bijv. een maandelijks bedrag vanaf 67 jaar.
Banksparen: speciale geblokkeerde spaarrekening. Doel is aanvulling op het pensioen. Storting fiscaal aftrekbaar, tot bepaald maximum. Uitkeringen over minimaal 5 jaar en zijn wél belast.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Vrij opneembare spaarvormen: altijd direct beschikking over spaargeld (kan ook je betaalrekening zijn)
Niet-vrij opneembare spaarvormen:
  • Deposito: voor een bepaalde periode, tegen een bepaalde rente zet je je spaargeld vast. Je ontvangt dan meer rente dan op een 'vrije' spaarrekening;
  • Banksparen (zie vorige slide).

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

7.2 Effectenbeurs 
Effecten: waardepapieren die kunnen worden gekocht en verkocht.  Bijvoorbeeld: aandelen, obligaties, opties

Bank (vergunninghouders van de AFM) voert de aan- en verkooptransacties uit en de belegger betaalt hiervoor provisie.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

                   Belangrijke begrippen:
Limietorder: opdracht voor verkoop tegen een minimale prijs of opdracht voor aankoop tegen een maximale prijs.
Marketorder (bestensorder): opdracht wordt zeker uitgevoerd maar zonder prijslimiet.
AEX-index: graadmeter van de Ned. effectenmarkt. Dit is een gewogen gemiddelde van de 25 meest verhandelde fondsen in NL

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Link

This item has no instructions

7.3  Aandelen
Een aandeel is een bewijs van deelname in het Eigen Vermogen van een BV of NV.

Nominale waarde is het bedrag dat op het aandeel staat. Dit is meestal niet wat je betaalt.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Koerswaarde: bij beursgenoteerde NV's komt dit tot stand door vraag en aanbod.
Uitbreiding aandelenkapitaal --> Emissie

De prijs van een aandeel bij een emissie heet de emissiekoers.
Deze zal ongeveer gelijk zijn aan de beurskoers.
Direct na de emissie is er één koers over: de beurskoers.


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Hoe kan je aan aandelen verdienen?
* Dividend (winstuitkering voor aandeelhouders)
* Koerswinst (kan ook verlies zijn!)

Dividendrendement:   Dividend      x 100%
                                     Beurskoers
Koersrendement:       Verkoopprijs - inkoopprijs    x 100%
                                            inkoopprijs
Aandelenrendement: beide optellen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Sparen voor je pensioen kan je doen via:
A
Banksparen
B
Lijfrente
C
Je werkgever
D
Zowel A, B en C zijn goed.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen een spaarrekening en een deposito?
A
Weinig rente op een deposito en veel op spaarrekening
B
Geld staat vast bij deposito en niet op een spaarrekening
C
Een vaste looptijd op een spaarrekening
D
Variabele rente op het saldo van een deposito

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Een marketorder is:
A
Order om effecten aan te kopen
B
Aankoop van effecten tegen maximale prijs
C
Verkoop van obligaties
D
Order om effecten te (ver)kopen zonder limiet

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

De dividenduitkering door Groko is €2,80 per aandeel. De beurskoers is €37, de nominale waarde is €20,- Bereken het dividend-rendement.
A
7,6%
B
85%
C
45,9%
D
14%

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Het aandelen- rendement is:

A
De koerswinst die je maakt bij verkoop
B
Het koersrendement en dividendrendement
C
Het dividend dat wordt uitgekeerd
D
(Dividend/koers) x 100%

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een aandelenemissie?
A
Het inkopen van aandelen
B
het uitgeven van nieuwe aandelen
C
het is hetzelfde als een markerorder
D
een grote hoeveelheid aandelen tegelijk verkopen

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Obligatie (7.4)
Dit is een stukje van een 'grote' lening: de obligatielening 

Couponrente = vast rentepercentage over de nominale waarde van de obligatie

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

       Obligatie = schuldbewijs
Waarom hierin beleggen?
1. hoger rente percentage
2. geen/weinig risico

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Rente en Obligatiekoers
De obligatie geeft een vaste rentevergoeding. Is deze vergoeding hoger dan de huidige marktrente dan is de obligatie aantrekkelijk          Vraag naar obligatie stijgt           Koers stijgt.   Omgekeerd werkt dit ook!

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

De beurskoers van een obligatie
is uitgedrukt in een % van de nominale waarde

Voorbeeld: nominale waarde van een obligatie is €250,- 
Op de obligatiebeurs is de obligatie op 15/9/2020 te koop voor €265,-

De beurskoers is €265/€250 x 100% = 106%

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Couponrendement = (rente / aankoopprijs) x 100%
Koersrendement =
(verkoopprijs obligatie - aankoopprijs obligatie)   x 100%
                           aankoopprijs  


Zie theorieboek voorbeeld 7.4

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Risicospreiding bij beleggen is belangrijk!
Koop aandelen en obligaties van verschillende bedrijven en/of de overheid

Beleggingsfondsen spreiden zelf al risico's. Zij beleggen geld in een mix van vastgoed, aandelen, obligaties, contanten etc.
*Zij geven participaties uit (soort aandelen)
*Beleggingsfondsen kunnen verschillende doelen hebben

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Ga nu maken:
HAVO: opgave 7.8 en 7.9
VWO: opgave 7.8

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Converteerbare obligatielening (alleen vwo)
Dit is een obligatie die je kán omwisselen voor aandelen. Je ontvangt meestal een iets lagere rente dan op een gewone obligatie.

Voorbeeld: een 4% Obligatielening 
Conversievoorwaarden: Voor 1 obligatie van €500 nominaal en bijbetaling van €160, ontvang je bij conversie 10 aandelen met een nominale waarde van €50.

Wat is de conversieprijs?     (€500 + €160)/10 = €66  
        

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Vervolgvraag: Wat is het voordeel (de winst) voor een houder van 1 obligatie bij een aandelenkoers van €80 ?  
10 x (€80-€66) = €140

De converteerbare obligatie is bij een aandelenkoers van €80, méér waard dan €500,- :

De waarde van de obligatie is dan: 
€500 + 10 x (80-66) = €640,-

  


 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Ga nu maken:
Opgave 7.10 b en c

Slide 29 - Slide

This item has no instructions


Op de volgende slide: link naar powerpoint over
OPTIES 
let op: 'Optiestrategiën de Spread en de Straddle' overslaan.

    7.5 Opties (vwo)

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Link

This item has no instructions

Een speculant verwacht een belangrijke stijging van de aandelenkoersen. Om een maximale winst te maken, wil zij gebruik maken van opties. I: De speculant zal putopties kopen. II: De speculant zal callopties kopen.
A
I en II zijn juist.
B
Alleen I is juist.
C
Alleen II is juist.
D
I en II zijn onjuist.

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

De koper van een optie kan nooit meer verliezen dan het bedrag waarvoor hij/zij die opties heeft gekocht
A
De bewering is juist
B
De bewering is onjuist

Slide 33 - Quiz

Dat is zo. De koper van optie kan niet meer verliezen dan de optiepremie die moet worden betaald.
Ga nu maken....
Opgave 7.12



Slide 34 - Slide

This item has no instructions