vragen hoofdstuk 6

In Gamba zijn minder iPads te koop dan in Nederland. Wat is de verklaring hiervoor?
A
Er is niet genoeg belangstelling voor het product.
B
Er zijn te weinig grondstoffen voor het maken van de iPad.
C
In Gambia zijn er te weinig mensen die iPads kunnen maken.
D
De koopkracht is in Gambia te laag voor het kopen van een iPad.
1 / 32
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

In Gamba zijn minder iPads te koop dan in Nederland. Wat is de verklaring hiervoor?
A
Er is niet genoeg belangstelling voor het product.
B
Er zijn te weinig grondstoffen voor het maken van de iPad.
C
In Gambia zijn er te weinig mensen die iPads kunnen maken.
D
De koopkracht is in Gambia te laag voor het kopen van een iPad.

Slide 1 - Quiz

Vicieuze
Infrastructuur
Schulden

Slide 2 - Drag question

Wat is geen infrastructuur?
A
Hotel
B
Wegen
C
Vliegveld
D
Internetverbinding

Slide 3 - Quiz

Vicieuze crikel 
1.

2.

3. 
4. 
5. 
Armoede
Ondervoeding 
Lage lonen 
slechte gezondheid 
lage productie per werknemer 

Slide 4 - Drag question

In begin 2016 was de bevolking van Suriname 350 000. In het jaar 2019 is het aantal opgelopen tot 370 600 mensen. Met welk percentage is de bevolking toegenomen?
A
4,6%
B
5,9%
C
6,0%
D
5,5%

Slide 5 - Quiz

Wat is monocultuur?
A
Een klein deel van de export bestaat uit één product
B
De export bestaat uit heel veel producten
C
Producten kunnen alleen verkocht worden aan landen in de buurt
D
Een groot deel van de export van een land bestaat uit één grondstof

Slide 6 - Quiz

Mensen in Gambia krijgen een laag loon voor het werk wat ze doen. Wat is een gevolg van een laag loon in Gambia?
A
Meer export
B
Hoge welvaart in Gambia
C
Duurdere productie
D
Hoge belastinginkomsten voor de overheid

Slide 7 - Quiz

Gebonden hulp 

Ongebonden hulp 
Afrika krijgt 6 miljoen om trekkers van John Deere te kopen 
Soedan krijgt 2 miljoen euro vanwege de erorme schade aan huizen door een storm. 

Slide 8 - Drag question

Strucurele hulp 

Noodhulp 
Artsen opleiden in een ziekehuis 
Medicijnen verstrekken na een overstroming 

Slide 9 - Drag question

In 2011 bedroef het nationaal inkomen van Nederland €560 miljard. De ontwikkelingshulp bedroeg in dat jaar 0,7% van het nationaal inkomen. Bereken welk bedrag naar ontwikkelingssamenwerking gaat. (met berekening)

Slide 10 - Slide



Nederland importeert producten uit landen buiten Europa. Hieronder staan drie tussenstappen die laten zien waarom de EU protectiemaatregelen neemt.


1. Banen verdwijnen 

2. Nederlandse bedrijven verkopen minder. 

3. In Nederland worden minder producten gemaakt.


Zet de nummers van de tussenstappen in de goede volgorde.


import
protectie-maatregelen
1
2
3

Slide 11 - Drag question

Zet onderstaande stappen in een zodanige volgorde dat een kloppende vicieuze cirkel ontstaat.

1. Armoede
2. Eenvoudige productiemethodes
3. Geen geld om te investeren
4. Lage opbrengst
5. Lage productie

1. Armoede
1. Armoede
2.
3.
4.
5.

Slide 12 - Drag question

Hoe noemen we het inkomen wat alle mensen bij elkaar verdienen?
A
internationaal inkomen
B
maximale inkomen
C
nationaal inkomen
D
hoogste inkomen

Slide 13 - Quiz

Het nationaal inkomen in Angola 12 miljard In Angola wonen 30 miljoen inwoners. Wat is het inkomen per hoofd van de bevolking?
A
38,-
B
40 ,-
C
400,-
D
380,-

Slide 14 - Quiz

Wat is geen kenmerk van ontwikkelingslanden?

A
voldoende geld
B
veel analfabetisme
C
weinig onderwijs
D
veel armoede

Slide 15 - Quiz

Kenmerken van een ontwikkelingsland zijn onder andere…
A
armoede, slechte gezondheidszorg, warm klimaat
B
economische achterstand op rijke landen en slechte gezondheidszorg
C
armoede, slecht onderwijs en slechte gezondheidszorg
D
veel criminaliteit, hoog geboortecijfer en slechte infrastructuur

Slide 16 - Quiz

Ontwikkelingshulp met als doel het blijvend verminderen van armoede is een vorm van:
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 17 - Quiz

Koffie is een belangrijk exportproduct van Rwanda (land in Oost-Afrika).
Stel dat de exportprijs van koffie uit Rwanda stijgt en de importprijzen voor Rwanda niet veranderen.
Wat zal er dan gebeuren met de ruilvoet van Rwanda?
A
De ruilvoet van Rwanda zal gelijk blijven
B
De ruilvoet van Rwanda zal verslechteren
C
De ruilvoet van Rwanda zal verbeteren

Slide 18 - Quiz

Welk land heeft een slechte ruilvoet met Nederland?
A
De Verenigde Staten
B
Duitsland
C
Groot Brittannië
D
Bolivia

Slide 19 - Quiz

Koffie is een belangrijk exportproduct van Rwanda (land in Oost-Afrika).
Stel dat de exportprijs van koffie uit Rwanda daalt en de importprijzen voor Rwanda niet veranderen.
Wat zal er dan gebeuren met de ruilvoet van Rwanda?
A
De ruilvoet van Rwanda zal gelijk blijven
B
De ruilvoet van Rwanda zal verslechteren
C
De ruilvoet van Rwanda zal verbeteren

Slide 20 - Quiz

Wanneer een land hulp biedt aan een ontwikkelingsland en voorwaarden stelt aan die hulp, noem je ook wel?
A
gebonden hulp
B
bilaterale hulp
C
noodhulp
D
structurele hulp

Slide 21 - Quiz

De exportopbrengst van Botswana bestaat voor 70 tot 80% uit de verkoopopbrengst van diamant. In 2009 daalde de vraag naar diamant zeer sterk door de economische crisis, terwijl het aanbod gelijk bleef. De importprijzen veranderden niet in dat jaar.
Welke invloed had de economische crisis op de diamantprijs? En wat was de invloed op de ruilvoet van Botswana?
A
De diamantprijs daalde, de ruilvoet daalde.
B
De diamantprijs daalde, de ruilvoet steeg.
C
De diamantprijs steeg, de ruilvoet daalde.
D
De diamantprijs steeg, de ruilvoet steeg.

Slide 22 - Quiz

Een grondstoffenfonds is een instelling die
A
grondstoffen koopt
B
grondstoffen verkoopt
C
de prijs van een grondstof controleert
D
de prijs van een grondstof stabiel maakt door de aan-en verkoop van een grondstof

Slide 23 - Quiz

Als een land maar 1 product exporteert: bijvoorbeeld alleen maar bananen
A
Analfabeet
B
Export
C
Monocultuur

Slide 24 - Quiz

Welke markt zie je?
timer
0:20
A
concrete markt
B
abstracte markt

Slide 25 - Quiz

Een markt waar de vragers en aanbieders bij elkaar komen.
 Een markt waar De vragers en aanbieders zijn niet op dezelfde plek. 
Concrete markt
Abstracte markt

Slide 26 - Drag question

De woningmarkt is
A
een abstracte markt
B
een concrete markt

Slide 27 - Quiz

Als de importwaarde groter is dan de exportwaarde op je betalingsbalans dan heb je:
A
een overschot op de betalingsbalans
B
een tekort op de betalingsbalans
C
een evenwicht op de betalingsbalans

Slide 28 - Quiz

Elk land dat internationale handeldrijft, heeft een betalingsbalans. Nederland exporteert in waarde meer dan het importeert.
Hoe ziet de betalingsbalans van Nederland eruit?
A
De betalingsbalans vertoont een evenwicht.
B
De betalingsbalans vertoont een overschot.
C
De betalingsbalans vertoont een tekort.
D
Er is geen betalingsbalans.

Slide 29 - Quiz

Hoe boller de curve van een Lorenzcurve hoe groter de
A
Inkomensgelijkheid
B
Inkomensongelijkheid
C
bevolking
D
bevolkingstoename

Slide 30 - Quiz

Welke Lorenzcurve past bij de situatie van Liberia?
A
Links
B
Rechts

Slide 31 - Quiz

Lorenzcurve: hoeveel % van de inkomsten gaat naar armste 50% van de bevolking?
A
Ongeveer 10%
B
Ongeveer 50%
C
Ongeveer 90%
D
Ongeveer 60%

Slide 32 - Quiz