herhaling toetsweek

Welkom bij Nederlands!
herhalen lesstof toetsweek
H3+H4

1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
herhalen lesstof toetsweek
H3+H4

Slide 1 - Slide

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 2 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vindt    ________ niet erg.
deze
die
dat
hij
zij
het
ze

Slide 3 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 4 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 5 - Drag question

Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 6 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van 'zijn'?
A
zijn geweest
B
geweest
C
gewaren
D
gewasten

Slide 7 - Quiz

Wat is een voltooid deelwoord?
A
bedoelt
B
bedoeld
C
zeg
D
sprak

Slide 8 - Quiz

Welk voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is goed geschreven?
A
De mooi geklede danseres.
B
De mooi gekleede danseres.
C
De mooi gekleedde danseres.
D
De mooi gekledde danseres.

Slide 9 - Quiz

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo ...
A
Lang mogelijk
B
Kort mogelijk

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze van het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord?
De (ondertekenen) brief moest mee naar school. 


A
ondergetekende
B
ondertekendde
C
ondertekende
D
geondertekende

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze van het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord?
De hongerige leeuwen aten het (doden) hert op


A
gedood
B
gedoodde
C
dodende
D
gedode

Slide 12 - Quiz

Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord, gemaakt van een voltooid deelwoord?
A
Altijd met een -n op het eind.
B
Hetzelfde als het voltooid deelwoord.
C
Zo kort mogelijk.
D
Dat hangt af van het woord erachter.

Slide 13 - Quiz

Welk van de bijvoeglijk naamwoorden is geen voltooid deelwoord?
A
gestolen
B
geverfde
C
rode
D
gekregen

Slide 14 - Quiz

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Welke is juist gespeld?
A
Het verlate feest
B
Het verlaatte feest

Slide 15 - Quiz

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(verslijten) De ... broek
A
verslijte
B
versleten
C
verslijten
D
verslete

Slide 16 - Quiz

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(ontbloten) Het … lijf
A
ontblootte
B
ontblote

Slide 17 - Quiz

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(vergeten) De ... groente
A
vergeette
B
vergeten
C
vergeet
D
vergete

Slide 18 - Quiz

Wat is het meervoud van 'categorie'?
A
categories
B
categoriën
C
categorieën

Slide 19 - Quiz

Wat is het meervoud van 'calorie'?
A
caloriën
B
calorieën
C
calorien
D
calories

Slide 20 - Quiz

Wat is het meervoud?
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 21 - Quiz

Wat is het meervoud?
A
Melodiën
B
Melodieën
C
D

Slide 22 - Quiz

Wat is het meervoud van opa?
A
opas
B
opa's
C
opaas

Slide 23 - Quiz

Wat is het meervoud van alinea?
A
alineum
B
alineas
C
alineaën
D
alinea's

Slide 24 - Quiz

Wat is het meervoud van cadeau?
A
cadeaus
B
cadeau's

Slide 25 - Quiz

Wat is het meervoud van logé?
A
logés
B
logé's

Slide 26 - Quiz

Wat is het meervoud van paragraaf?
A
paragraven
B
paragrafen

Slide 27 - Quiz

Wat is het meervoud van lolly?
A
lollies
B
lollys
C
lolly's

Slide 28 - Quiz

 Werkwoordspelling

Slide 29 - Slide

Werkwoordspelling



Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Persoonsvorm verleden tijd
Kofschipregel ('t ex-kofschip/'t sexy fokschaap)

Slide 32 - Slide

Voltooid deelwoord d of t?
  • Langer maken: je hoort een d of t
  • Gebruik het sexy-fokschaap

Slide 33 - Slide

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 34 - Quiz

werkwoordspelling tegenwoordige tijd werkwoordspelling
A
Hij zaagd het hout..
B
Hij zaagt het hout.
C
Hij zaagdt het hout.

Slide 35 - Quiz

Werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 36 - Quiz

Werkwoordspelling
A
Hoe oud word je moeder morgen?
B
Hoe oud wordt je moeder morgen?

Slide 37 - Quiz

werkwoordspelling (v.t.)
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 38 - Quiz

werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.

Slide 39 - Quiz