week 38 werkwoorden e-ie + complemento directo D2A

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • repaso verbos e-->ie
  • Corregir los deberes
  • Complemento directo
  • la fruta
  • canción
Jueves, 21 de septiembre
1 / 28
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • repaso verbos e-->ie
  • Corregir los deberes
  • Complemento directo
  • la fruta
  • canción
Jueves, 21 de septiembre

Slide 1 - Slide

Noteer in je agenda
Voor donderdag 28 september
Leren: 1.11
maken: Module pág. 30 ej. A y B


Voor donderdag 5 oktober
SO grammatica en woordjes van tarea 1

Slide 2 - Slide

QUIZ

time

Slide 3 - Slide

querer, yo

Slide 4 - Open question

empezar, nosotros

Slide 5 - Open question

entender, Paco y Carmen

Slide 6 - Open question

pensar, tú

Slide 7 - Open question

preferir, José y yo

Slide 8 - Open question

cerrar, Juan

Slide 9 - Open question

querer, usted

Slide 10 - Open question

entender, José y tú

Slide 11 - Open question

Maak kloppende zinnen door de woorden naar de vakjes te slepen.  De woorden die je niet gebruikt sleep je naar de prullenbak. 
de
kilo
leche
litro
medio
dos

Slide 12 - Drag question

Maak kloppende zinnen door de woorden naar de vakjes te slepen.  De woorden die je niet gebruikt sleep je naar de prullenbak. 
una
deme
gracias
bolsa
lata
de
sardinas

Slide 13 - Drag question

Maak kloppende zinnen door de woorden naar de vakjes te slepen.  De woorden die je niet gebruikt sleep je naar de prullenbak. 
de
queso
aquí
tiene
?
¿
manchego

Slide 14 - Drag question

Maak kloppende zinnen door de woorden naar de vakjes te slepen.  De woorden die je niet gebruikt sleep je naar de prullenbak. 
una
todo
bolsa
lata
es
qué
eso

Slide 15 - Drag question

Maak kloppende zinnen door de woorden naar de vakjes te slepen.  De woorden die je niet gebruikt sleep je naar de prullenbak. 
es
quería
cuánto
caro
tiene
?
¿

Slide 16 - Drag question

A corregir
LE: 4.1

Slide 17 - Slide

Tarea Final
grupos de 3
módulo pág.10 

Slide 18 - Slide

El objeto directo
Wat is een lijdend voorwerp?



ej. Compro un libro para Juan.
het antwoord op de vraag wie of wat + persoonsvorm
el libro = het lijdend voorwerp
Leerdoel: lijdend voorwerp
módulo pág.28 

Slide 19 - Slide

Het lijdend voorwerp als persoonlijk voornaamwoord.
Net als in het Nederlands kan je het lijdend voorwerp 
vervangen door een persoonlijk voornaamwoord. 

Ik koop een boek voor Juan. - Ik koop het voor Juan. 
Compro un libro para Juan.  - Lo compro para Juan.
Leerdoel: lijdend voorwerp

Slide 20 - Slide

Los pronombres de objeto directo
                      mannelijk          vrouwelijk
enkelv.               lo                           la
meerv.               los                         las
Leerdoel: lijdend voorwerp

Slide 21 - Slide

Plaats van de persoonlijke voornaamwoorden. 
- De persoonlijke voornaamwoorden staan voor de persoonsvorm

vb:  Uso todos los días el ordenador. - Lo uso todos los días. 

- De ontkenning komt voor lo/la/los/las.
vb: No uso el portátil. - No lo uso. 

Leerdoel: lijdend voorwerp

Slide 22 - Slide

Módulo página 28
Hacemos juntos el ejercicio:

1. ¿Dónde están las patatas?                - Pues, yo no ___ tengo. ¿____ tienes tú?
2. ¿Compras tú la tarta para la fiesta? - Sí, ____ compro en la pastelería.
3. ¿Compramos los huevos aquí?         - No, so  muy caros. ____ compramos 
                                                                 en el mercado.
4. ¿Cómo quieres el té, con limón?      - Pues ___ prefiero con leche. 

Slide 23 - Slide

Módulo página 28
1.9 uitwerkingen

  1. las, las
  2. la
  3. los
  4. la


Slide 24 - Slide

Tarea 1.11 - La fruta
Vul je woordenlijst in. 

Slide 25 - Slide

A practicar
ej. 1.10
#¿Quién compra los plátanos? 
*Los compra Javi. 
módulo pág.29

Slide 26 - Slide

Diálogo - PRESENTAR
En grupos de 4:
Escribe un diálogo en una tienda.
Het volgende moet erin voorkomen:


Módulo pag. 20
Leerdoel: kopen in een winkel
- Begroeting
- Je koopt minimaal 4 producten. Gebruik verschillende verpakkingen/hoeveelheden.
- Vraag naar de prijs van 1 product.
- Vraag of ze een bepaald product ook hebben. 
- Vraag wat het kost.
- Reageer op het antwoord van de verkoper. 
- Reageer bij het aangeven van de boodschappen/het geld.
- Bedank en neem weer afscheid. 
ZORG ERVOOR DAT HET EEN GOED LOPENDE DIALOOG IS. 
GEEN KOPIE VAN DE VOORBEELDDIALOOG!!!

Slide 27 - Slide

Presenta los diálogos

Slide 28 - Slide