klas 2, week 6, les 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

onderdeel:   taalverzorging 2 + 3, H4

huiswerk:     woensdag 10 februari        - opdr. 2 t/m 4, formuleren
                                                                  + havomapje telwoord opdr. 1 + 2

                       donderdag 11 februari  - start + theorie + opdr. 1, spelling
                                                                  + havomapje telwoord opdr. 3

                       maandag 15 februari - opdr. 2 t/m 4, spelling
                                                           

deze week

deze les

1. huiswerk mavo bespreken/nakijken

2. instructie spelling

3. huiswerk havo nakijken

4. zelfstandig werken

Let op: je blijft online tot ik het aangeef.

opdracht 1

werkwoord

1 herkennen

2 geloven

3 ontdekken

4 beantwoorden

5 verbreden

6 overhoren

ik ... / ... jij (pv)

herken

geloof

ontdek

beantwoord

verbreed

overhoor

jij/hij/zij/het (pv)

herkent

gelooft

ontdekt

beantwoordt

verbreedt

overhoort

hij heeft (vd)

herkend

geloofd

ontdekt

beantwoord

verbreed

overhoord

werkwoordspelling

tegenwoordige tijd

ik-vorm
ik-vorm + t

hele werkwoord

loop
loopt

lopen

X

werkwoordspelling

verleden tijd

ik-vorm + te(n)
ik-vorm + de(n)

andere klank

maakte(n)
hoorde(n)

liep, liepen

werkwoordspelling

verleden tijd

ik-vorm + te(n)
ik-vorm + de(n)

andere klank

maakte(n)
hoorde(n)

liep, liepen

V

werkwoordspelling

voltooid deelwoord

ge + ik-vorm + t/d

ik-vorm + t/d

werkwoord op -en

gemaakt, gehoord

ontspant, bekend

gelopen, begonnen

werkwoordspelling

voltooid deelwoord

ge + ik-vorm + t/d

ik-vorm + t/d

werkwoord op -en

gemaakt, gehoord

ontdekt, bekend

gelopen, begonnen

V

werkwoordspelling

tegenwoordige tijd

ik-vorm
ik-vorm + t

hele werkwoord

verleden tijd

ik-vorm + te(n)
ik-vorm + de(n)

andere klank

voltooid deelwoord

ge + ik-vorm + t/d

ik-vorm + t/d

werkwoord op -en 

V

V

X

HeT SeXy FoKSCHaaP

werkwoordspelling

Is het persoonsvorm?

Het is voltooid deelwoord. 

Welke tijd is het?

Het is persoonsvorm verleden tijd. 

Het is persoonsvorm tegenwoordige tijd.

ja

nee

tt

vt

vragen

Welke vragen heb je?

havomapje - opdracht 3

1 sommige = onbep.hoofdtelw; twintigste = bep.rangtelw

2 zoveelste = onbep.rangtelw

3 10 = bep.hoofdtelw; laatste = onbep.rangtelw

4 alle = onbep.hoofdtelw; een = bep.hoofdtelw; twee = bep.hoofdtelw; derde = bep.rangtelw

5 enkele = onbep.hoofdtelw; eerste = bep.rangtelw

vragen

Welke vragen heb je?

rest van de les

- huiswerk maken (opdr. 2 t/m 4, spelling)

 - nakijken

- lezen

- vragen stellen

Je blijft online tot ik het aangeef.