Ik heb gisteren de kamer opgeruimd.
De docent heeft de toets nagekeken.
Hebben Daan een Filip samengewerkt?
Hier staan de zinnen in de verleden tijd.
Het 1e werkwoord is een vorm van hebben.
Het 2e werkwoord is het voltooid deelwoord.
Het voltooid deelwoord van een scheidbaar werkwoord begint met het andere woordje, daarna komt het voltooid deelwoord van het werkwoord. Je schrijft de woorden aan elkaar.