Semana 21 Lección 3 ¡Tienes que ordenar tu habitación!

                                 ¡HOLA! ¿QUÉ TAL?
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

                                 ¡HOLA! ¿QUÉ TAL?

Slide 1 - Slide

Metas Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ...aprendo a describir una casa (habitaciones, muebles...) leer ik een huis beschrijven (kamers, meubels, etc.)
2. ...aprendo a usar 'hay' y 'no hay' leer ik zinnen maken met 'er is/zijn' en 'er is/zijn geen'


Slide 2 - Slide

LT p. 55 ¿Qué hay en el comedor?
Ejercicio 4

Bekijk de plattegrond op LT p 55. Vergelijk het met de advertentie en koppel de ruimtes aan de nummers. 

Slide 3 - Slide

Hay (herhaling)
  • Het woord hay betekent er is / er zijn 
    (er staat / er staan / er ligt / er liggen)
  • Het verandert nooit van vorm!
  • Erachter komt een 'onbepaald onderwerp', dus woorden zoals un/una, dos, tres, mucho, poco
  • Kan niet gebruikt worden met de bepaalde lidwoorden el/la/los/las

Slide 4 - Slide

Traduce Vertaal
  1. Er is een keuken.
  2. Er is geen zwembad.
  3. Er zijn twee ramen.
  4. Er is een slaapkamer.
  5. In de slaapkamer zijn twee bedden.
  6. Er zijn niet veel stoelen in de woonkamer.
timer
6:00

Slide 5 - Slide

Traduce Vertaal
  1. Hay una cocina.
  2. No hay piscina.
  3. Hay dos ventanas.
  4. Hay un dormitorio.
  5. En el dormitorio hay dos camas.
  6. No hay muchas sillas en el salón.

Slide 6 - Slide

Describir una casa
Beschrijf dit huis zo uitgebreid mogelijk. Noem bijvoorbeeld:
Is het groot/klein?
Hoeveel ramen zijn er?
Hoeveel kamers zijn er?
Wat voor kamers?
Welke meubels zijn er?
timer
10:00

Slide 7 - Slide

Deberes Huiswerk
- maken en nakijken: LE p. 55 - 58 ejercicio 8 / 10 / 12
- leren: LT p. 58 blokje B

Slide 8 - Slide

                                 ¡HOLA! ¿QUÉ TAL?

Slide 9 - Slide

Objetivos Doelen
Después de esta clase... Na deze les...

1. ... sé describir mi casa kan ik mijn huis beschrijven
2. ... hablar de las tareas domésticas kan ik praten over klusjes in huis





Slide 10 - Slide

Tareas domésticas Huishoudelijke klusjes
Welke klusjes moet jij (wel eens) doen thuis? 
Welke klusjes vind je niet leuk om te doen en welke klusjes vallen wel mee om te doen?

Slide 11 - Slide

Tener que Moeten
Om te vertellen dat je iets moet doen, gebruik je tener que

Je vervoegt tener zoals je hebt geleerd in hoofdstuk 1, maar zet er dus 'que' achter. Achter 'que' komt vervolgens 
een infinitief (heel werkwoord).

tengo = ik heb 
tengo que = ik moet
tengo una cama = ik heb een bed
tengo que hacer la cama = ik moet mijn bed opmaken

Slide 12 - Slide

tener que = moeten





Tenemos que escribir en los cuadernos. 
We moeten in ons schrift schrijven. 
yo - ik
- jij
él/ella - hij/zij
nosotros - wij
vosotros - jullie
ellos/-as - zij
tengo que
tienes que
tiene que
tenemos que
tenéis que
tienen que
ik moet
jij moet
hij/zij moet
wij moeten
jullie moeten
zij moeten

Slide 13 - Slide

LE p. 59 ¡Tienes que ordenar tu habitación! 
Ejercicio 2
Welke klusjes moet Oscar in zijn kamer doen? Schrijf op bij
LE p. 59 ej. 2!

En jij? Welke klusjes moet jij thuis doen?
Vertel het aan je klasgenoot. 
En casa tengo que...
timer
5:00

Slide 14 - Slide

¡A trabajar! Aan het werk!

Maak uit je LE p. 59-62  ej. 1 / 2 / 8 / 9

Klaar? Werk verder aan je PO
Onderdeel over klusjes






Slide 15 - Slide

Deberes Huiswerk
Maken en nakijken: LE p. 59-62  ej. 1 / 2 / 8 / 9
Leren: LT p. 59 D + woordenlijst "Los electrodomésticos" 
y "Las tareas domésticas" 

Slide 16 - Slide

¡Hasta luego!

Slide 17 - Slide