1. pv (persoonsvorm) --> tijd veranderen, werkwoord dat vooraan staat
2. zd (zinsdelen) --> alles vóór de pv is één zinsdeel
3. ow (onderwerp) --> wie/wat + pv
4. wg / (werkwoordelijk gezegde)--> alle ww in de zin
5. lv (lijdend voorwerp) --> wie/wat + gez + ow
6. mv (meewerkend voorwerp)--> aan/voor wie + gez. + ow + lv