This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Rekenen
19-01 8B
Slide 1 - Slide
Hanna gaat naar Groningen. Het is nu kwart over 10. De trein vertrekt om 12:00 uur. Hoeveel minuten moet Hanna nog wachten? ... minuten
Slide 2 - Open question
Als je naar het museum gaat kost dat 10 euro. Een megakaart van 10x toegang kost 85 euro. Hoeveel euro korting krijg je met deze kaart als je 10x gaat?
Slide 3 - Open question
Een directeur wil zijn collega's iets geven. Hij moet daarvoor 418 cadeau's kopen. Elk cadeau is 6 euro. Hoeveel euro is hij kwijt?
Slide 4 - Open question
Je kunt nu ook online kaarten kopen voor een attractie. Een kaartje kost 25 euro. In totaal heeft de verkoop 1800 euro opgebracht. Hoeveel mensen hebben een kaartje gekocht?
Slide 5 - Open question
Tim koopt 8 doosjes aardbeien voor 70 cent per stuk. Ze betaalt met 10 euro. Hoeveel krijgt ze terug?
Slide 6 - Open question
Op de kassabon van Femke staat: Koeken 0,89 euro Nootjes 1,09 euro Hagelslag 2,60 euro Cake 1,39 euro Hoeveel moet Femke betalen? Rond af op hele euro's.
Slide 7 - Open question
Boaz gaat om 10:03 uur weg met de fiets. Neo ging 12 minuten eerder weg. Hoe laat vertrok Sepp?
A
09:45 uur
B
09:52 uur
C
09:51 uur
D
10:51 uur
Slide 8 - Quiz
Motta zaagt van een plank van 1 meter 1/5 deel af. Hoeveel centimeter van de plank blijft over? ... cm
Slide 9 - Open question
Er werden dit jaar 60.000 grasmaaiers verkocht. Daarvan was 30% in de aanbieding. Hoeveel grasmaaien zijn er in de aanbieding verkocht?
Slide 10 - Open question
Welk getal ligt precies tussen 53,6 en 53,7 ?
A
53,60
B
54,0
C
53,65
D
53,67
Slide 11 - Quiz
Voor de wedstrijd loopt een team volleyballers 3 rondjes om een sportveld. Het sportveld heeft een lengte van 110 meter en een breedte van 50 meter. Hoeveel meter lopen ze dan?
Slide 12 - Open question
Fenna, Jaycee, Anouk, Maybritt en Willemijn gaan samen naar een concert. Ze moeten samen 105 euro betalen. Wat kostte het per persoon? ... euro
Slide 13 - Open question
Bij een ijskraam worden ijsjes van 0,50 euro verkocht. Juf koopt voor 26 kinderen een ijsje. Hoeveel euro moet zij betalen?