6.4 Meer of minder productie?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 6: Produceren en markt

6.4 Meer of minder productie?

Wat gaan we doen?

• Verschillende soorten kosten
• grenzen aan de productie
• Arbeidsproductiviteit 
• Rekenopgave 
• Mens en milieu  

Verschil in kosten

Constante kosten (vaste kosten)                          Variabele kosten

Blijven altijd hetzelfde, ongeacht hoeveel je produceert.

- Loon van personeel

- Kosten voor gebouw (huur)

Veranderen wanneer je meer

of minder gaat produceren.

- Kosten voor grondstoffen

Kostprijs

Hoeveel het kost om 1 product te maken

( Totale vaste kosten + Totale variabele kosten)

_________________________________________________

                           Aantal producten

Voorbeeld

Een fietsenfabriek produceert 1.000.000 fietsen per jaar.

De vaste kosten zijn in totaal € 7,2 miljoen.

De variabele kosten zijn € 240 per fiets.

• Stap 1: Totale variabele kosten: 240.000.000
• Stap 2: (7.200.000 + 240.000.000) : 1.000.000 = € 247,20

Grenzen aan de productie

• Productiecapaciteit
• Aantal werknemers
• Aantal uren
• hoeveelheid kapitaalgoederen  

Arbeidsproductiviteit 

Wat is arbeidsproductiviteit?

Hoeveel 1 werknemer kan doen in een bepaalde tijd.

Berekening 

Een kledingfabriek produceert 96.000 T-shirts per week. De zestien werknemers werken vijf dagen per week.

Bereken de arbeidsproductiviteit per dag.

Antwoord

De productie per dag is 96.000 / 5 = 19.200 T-shirts.

De arbeidsproductiviteit per werknemer is 19.200 / 16 = 

1200 T-shirts. 

Arbeidsproductiviteit

• meer machines of robots
• betere arbeidsverdeling
• scholing 
• Prestatieloon
• arbeidsomstandigheden 

Maatschappelijke kosten & opbrengsten

Huiswerk 

Maak 6.4 

Vanaf blz 172.

Opdrachten

2 t/m 9