What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Grammatica hoofdstuk 4
Brugklas
grammatica hoofdstuk 4
1 / 16
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
16 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Brugklas
grammatica hoofdstuk 4
Slide 1 - Slide
Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp
(LV)
komt voor in zinnen waarin iets/iemand wat overkomt of ondergaat.
Zo vind je het lijdend voorwerp
1. Noteer onderwerp en werkwoordelijk gezegde
2. Stel de vraag:
wie / wat + gezegde+ onderwerp
niet elke zin heeft een lijdend voorwerp!
een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!
Slide 2 - Slide
Formatieve toets spelling
woensdag 6 mei
Theorie spelling hoofdstuk 3 t/m 6
Slide 3 - Slide
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Bruno laat zijn hond uit.
A
Bruno
B
laat
C
zijn hond
D
uit
Slide 4 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Liet Mats de bus voor zijn neus wegrijden?
A
Mats
B
de bus
C
voor zijn neus
D
wegrijden
Slide 5 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Straks gaat de buurman zijn zoon naar school brengen.
A
Straks
B
de buurman
C
zijn zoon
D
naar school
Slide 6 - Quiz
Ik
heb
een boek
gekocht.
Onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
persoonsvorm
Slide 7 - Drag question
De lerares
geeft
een proefwerk.
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
werkwoordelijkgezegde
Slide 8 - Drag question
In de zin:
Op maandagmiddag zit zij met al haar vrienden te chillen.
A
zit geen lijdend voorwerp
B
is 'met haar vrienden' het lijdend voorwerp
C
is 'te chillen' lijdend voorwerp
D
is 'op maandagmiddag' lijdend voorwerp.
Slide 9 - Quiz
Welke vraag stel je bij een lijdend voorwerp?
Slide 10 - Open question
1
2
3
4
5
persoonsvorm
zinsdelen verdelen
gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
Slide 11 - Drag question
Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp
(MV)
geeft aan voor wie iets is bestemd.
begint vaak met het voorzetsel
aan
of
voor
aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
Komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met vertellen: meedelen, uitleggen, zeggen of geven: overhandigen, lenen, toesturen.
Slide 12 - Slide
Wat is het meewerkend voorwerp?
Sophie doet jou de groeten
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten
Slide 13 - Quiz
Mijn moeder
geeft
mij
een glas ranja
onderwerp
gezegde
meewerkend voorwerp
lijdend
voorwerp
Slide 14 - Drag question
Jan gaf de toets aan de leraar.
Wat is aan de leraar?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp
Slide 15 - Quiz
Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 16 - Quiz
More lessons like this
07. H5 Meewerkend voorwerp
May 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Brugklas zd hh en h5
May 2020
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.
May 2022
- Lesson with
44 slides
Taal
Primary Education
Les 5 (21 september 2024)
September 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12
HA1: Grammatica: meewerkend voorwerp
March 2022
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Lijdend voorwerp klas 1
January 2021
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
V2: Herhaling zinsdelen + uitleg mv / bwb
September 2023
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Zinsdelen: persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling
April 2024
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2