H5-Leesvaardigheid Duits signaalwoorden

1 / 46
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lernziele:
Cito-lesen:
- Ich kenne Signalwörter
- Ich kann Lese-Strategien benutzen




Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Signalwörter

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoorden
  • Signaalwoorden geven verbanden weer: verbanden tussen zinnen of verbanden tussen alinea's. 
z.B. Wie verhält sich der 4. Absatz zum 2. Absatz?

  • Signaalwoorden geven ook informatie over de opbouw van een tekst
z.B. opsomming, conclusie, tegenstelling, reden/oorzaak, tijd....

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Opsomming
und - en
zudem - bovendien
außerdem - bovendien
dann - dan, vervolgens
(zu)erst - ten eerste 


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Franziska vindt het zielig voor dieren als ze moeten worden geslacht voor de vleesproductie. 
Welke drie andere redenen noemt ze in alinea 2 waarom mensen vegatariërer zouden moeten worden?
timer
2:00

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Welke drie andere redenen noemt ze in alinea 2 waarom mensen vegetariër zouden moeten worden?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Franziska vindt het zielig voor dieren als ze moeten worden geslacht voor de vleesproductie. 
Welke drie andere redenen noemt ze in alinea 2 waarom mensen vegatariërer zouden moeten worden?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Tegenstelling
doch - toch, echter
sondern - maar
statt - in plaats van 
trotzdem - toch, desondanks
aber - maar
obwohl - hoewel
trotz - ondanks
während - terwijl

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Alinea 2 bestaat uit twee delen. 
In het eerste deel wordt een positieve kijk op de baan van "Animateur" gegeven.
In het tweede deel wordt de nadelige kant van deze baan besproken. 
   Schrijf de eerste twee Duitse woorden op van deel 2. 
timer
1:30

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Alinea 2 bestaat uit twee delen.
In het eerste deel wordt een positieve kijk op de baan van "Animateur" gegeven.
In het tweede deel wordt de nadelige kant van deze baan besproken.
Schrijf de eerste twee Duitse woorden op van deel 2.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Alinea 2 bestaat uit twee delen. 
In het eerste deel wordt een positieve kijk op de baan van "Animateur" gegeven.
In het tweede deel wordt de nadelige kant vn deze baan besproken. 
   Schrijf de eerste twee Duitse woorden op van deel 2. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Reden / oorzaak 
denn = want
weil = omdat
schließlich = per slot van rekening
nämlich = namelijk
deswegen = daarom 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Waarom ontsloeg een bazin haar 21-jarige werknemer?
Volgens haar...
A bracht hij zijn ziekte herstel in gevaar.
B had hij leugens over haar op Facebook gezet.
C had hij zich ten onrechte ziek gemeld.
D zat hij te vaak op Facebook tijdens werktijd. 
timer
1:00

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Waarom ontsloeg een bazin haar 21-jarige werknemer?
Volgens haar...
A bracht hij zijn ziekte herstel in gevaar.
B had hij leugens over haar op Facebook gezet.
C had hij zich ten onrechte ziek gemeld.
D zat hij te vaak op Facebook tijdens werktijd. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Benadrukking
besonders = in het bijzonder, vooral
selbst = zelfs
sogar = zelfs
vor allem = in het bijzonder, vooral 

Slide 16 - Slide

Verder met M3A
Was findet Andrea so toll an ihrem Job? (Absatz 3) 
Dass sie...
A Kritik an Kollegen üben darf. 

B sich oft mit neuen Sachen befassen kann.
C über regionale Ereignisse berichten darf. 
D unter hohem Zeitdruck leisten muss. 
timer
1:30

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Was findet Andrea so toll an ihrem Job? (Absatz 3)
Dass sie...
A
Kritik an Kollegen üben darf.
B
sich oft mit neuen Sachen befassen kann.
C
über regionale Ereignisse berichten darf.
D
unter hohem Zeitdruck leisten muss.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Was findet Andrea so toll an ihrem Job? (Absatz 3) 
Dass sie...
A Kritik an Kollegen üben darf.
B sich oft mit neuen Sachen befassen kann.
C über regionale Ereignisse berichten darf. 
D unter hohem Zeitdruck leisten muss. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Bevestiging
klar = vanzelfsprekend, natuurlijk
natürlich = vanzelfsprekend, natuurlijk
tatsächlich = inderdaad, zeker
wirklich = inderdaad, zeker 

Slide 20 - Slide

Verder met H3A en H3B

Was wird im 1. Absatz über den Meisterdieb deutlich?
A Er hat gestohlen um Eindruck zu machen. 
B Er hielt sein Wort. 
C Er war mehr ein Angeber als ein Dieb.
D Er wurde zum Stehlen gezwungen. 

timer
1:00

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Was wird im 1. Absatz über den Meisterdieb deutlich?
A
Er hat gestohlen um Eindruck zu machen.
B
Er hielt sein Wort.
C
Er war mehr ein Angeber als ein Dieb.
D
Er wurde zum Stehlen gezwungen.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Was wird im 1. Absatz über den Meisterdieb deutlich?
A Er hat gestohlen um Eindruck zu machen. 
B Er hielt sein Wort. 
C Er war mehr ein Angeber als ein Dieb.
D Er wurde zum Stehlen gezwungen. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Conclusie
also = dus
deshalb = derhalve, daarom
daher = vandaar
damit = zodat 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Was beschreibt der 1. Absatz?
A Dass Leute frïher leichter soziale Kontakte knüpften als heute. 
B Was man früher unter Freundschaft verstand.
C Wie schwierig es früher war, Freundschaften zu pflegen. 
timer
1:00

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Was beschreibt der 1. Absatz?

A
Dass Leute frïher leichter soziale Kontakte knüpften als heute.
B
Was man früher unter Freundschaft verstand.
C
Wie schwierig es früher war, Freundschaften zu pflegen.

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Was beschreibt der 1. Absatz?
A Dass Leute frïher leichter soziale Kontakte knüpften als heute. 
B Was man früher unter Freundschaft verstand.
C Wie schwierig es früher war, Freundschaften zu pflegen. 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Opsomming
Tegenstelling
Reden / oorzaak
Benadrukking
Bevestiging
Conclusie
außerdem - bovendien
dann - dann
zuerst - ten eerste
trotz - ondanks
weil - omdat
denn- want
vor allem - vooral / in het bijzonder
klar - natuurlijk
deshalb - daarom

Slide 28 - Drag question

This item has no instructions

also
damit
darum
auch
tatsächlich
sondern
Betekenissen van signaalwoorden
ook
maar
zodat
daarom
dus
inderdaad

Slide 29 - Drag question

This item has no instructions

Leesstrategieën

Slide 30 - Slide

Verder met H3A
Verder met V3A


Soorten leesstrategiën
  • voorspellen
  • voorkennis gebruiken
  • structuur van de tekst ontdekken / gebruiken
  • skimmen
  • scannen / selectief lezen
  • gedetaillieerd lezen 
  • woordbetekenissen afleiden of raden

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Voorspellen
Kijk naar titel, plaatjes, onderschriften, tussenkopjes en of opvallende woorden. 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Skimmen
De tekst snel en globaal doorlezen. 
Bij korte teksten: kijk naar de eerste en laatste zin van de alinea (ELZA-methode).
Bij lange teksten: lees de inleiding, eerste en laatste zinnen van de volgende alinea's. 

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Scannen
Je scant de tekst om een bepaald stukje informatie te vinden. Je leest dus selectief. Als je opzoek bent naar maar één bepaald gegeven, maak je gebruik van scannen. 

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Voorkennis gebruiken
Door het gebruik van voorkennis kun je eventueel gebrek aan woordkennis compenseren. Je kunt de tekst dus begrijpen zonder dat je alle (moeilijke) woorden moet kennen of opzoeken. 

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Structuur ontdekken en gebruiken
Je moet verbanden tussen delen van een tekst kunnen herkennen en aangeven. Denk hierbij aan conclusies, opsommingen, voorbeelden, verwijzingen etc. Hierbij zijn de signaalwoorden erg belangrijk! 

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Intensief (gedetailleerd lezen)
Een (korte) tekst of een gedeelte intensief lezen om de vraag te kunnen beantwoorden. 
De tekst: uitpluizen, verbanden ontdekken en leggen. 

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Woordbetekenissen raden / afleiden
Woordenboek gebruiken is handig, maar kost heel veel tijd. 
  • Lijkt het woord op het Nederlands of Engels?
  • Spreek het woord in gedachten uit. 
  • Hak het woord in stukjes.
  • Kijk naar de context waarin de zin staat. 

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Kurzer Text
Langer Text
Scantext
Lückentext

Slide 39 - Drag question

This item has no instructions

Veel voorkomende woorden / zinnen om het examen

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Veelvoorkomende examenvragen top 10

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Vertaal:
Was ist der Kern des 4. Absatzes?

Slide 42 - Open question

This item has no instructions

Vertaal:
Was macht der 3. Absatz deutlich?

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

Was sollen die Zeilen zum Ausdruck bringen?

Slide 44 - Open question

This item has no instructions

Wie schließt dieser Satz an den vorhergehenden Satz an?

Slide 45 - Open question

This item has no instructions

Hast du das Lernziel errreicht?
- Ich kenne Signalwörter
- Ich kann Lese-Strategien benutzen

😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Poll

This item has no instructions