Blok 1

Staal blok 1
Alles herhalen
1 / 41
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Staal blok 1
Alles herhalen

Slide 1 - Slide

Wat zijn de lidwoorden?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Wat is het zelfstandig naamwoord?

Lees jij graag in mooie boeken?
A
Lees
B
Mooie
C
Boeken
D
Graag

Slide 6 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord?

Vandaag ga ik naar de molen!
A
vandaag
B
ga
C
naar
D
molen

Slide 7 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord?

Er is een zware last van hem gevallen.
A
zware
B
last
C
hem
D
gevallen

Slide 8 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Ik help de oude man met zijn post
A
help
B
oude
C
man
D
post

Slide 11 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Ik heb slapeloze nachten gehad
A
heb
B
slapeloze
C
nachten
D
gehad

Slide 12 - Quiz

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
Wat is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Slide 13 - Open question

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Zij draagt een gouden ketting.

A
zij
B
draagt
C
gouden
D
ketting

Slide 14 - Quiz

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Hij sloeg met het grote boek op de houten tafel.
A
sloeg
B
grote
C
boek
D
houten

Slide 15 - Quiz

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Het stoffen jasje had een rits van metaal
A
stoffen
B
jasje
C
rits
D
metaal

Slide 16 - Quiz

Wat is een voltooid deelwoord?

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord?

De meneer heeft de schoenen gepoetst.
A
meneer
B
heeft
C
schoenen
D
gepoetst

Slide 19 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?

Heb je dat gezien?
A
heb
B
je
C
dat
D
gezien

Slide 20 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?

Ik heb gehoord dat hij dat zei.
A
heb
B
gehoord
C
hij
D
zei

Slide 21 - Quiz

Een werkwoord is iets dat je kunt doen. Wat is een hulpwerkwoord?

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

Wat is het hulpwerkwoord?

Ben jij daar wel eens geweest?
A
Ben
B
daar
C
eens
D
geweest

Slide 24 - Quiz

Wat is het hulpwerkwoord?

Hij is op zijn knieën gevallen.
A
Hij
B
is
C
knieën
D
gevallen

Slide 25 - Quiz

Wat is het hulpwerkwoord?

Dat had hij nog nooit gezien.
A
Dat
B
had
C
nooit
D
gezien

Slide 26 - Quiz

Wat is de verleden tijd van:
ik eet

Slide 27 - Open question

Wat is de verleden tijd van:
ik slaap

Slide 28 - Open question

Wat is de verleden tijd van:
Ik zing

Slide 29 - Open question

Wat is de verleden tijd van:
ik begin

Slide 30 - Open question

Wat is de verleden tijd van:
Ik ontbijt

Slide 31 - Open question

Slide 32 - Slide

Spelling dictee
's avonds (3)

14 3 8


Slide 33 - Slide

Spelling dictee
extra (2)


Slide 34 - Slide

de attractie (3)

Slide 35 - Open question

het parapluutje (3)

Slide 36 - Open question

de spoorwegovergang (3)

Slide 37 - Open question

actueel (3)

Slide 38 - Open question

sociaal

Slide 39 - Open question

kettinkje

Slide 40 - Open question

biologisch

Slide 41 - Open question