H2.8 Woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

H1.3 Lezen

Kun jij 
 vijf
wortels
vinden?

Programma

• Terugblik vorige les + nakijken opdracht 12
• Start H2.8 Woordsoorten
• Zelfstandig werken
• Brugklaskrant vandaag inleveren
• Afsluiting

Nakijken opdracht 12

Lesdoelen

H2.8 Grammatica - woordsoorten

• Je leert de woordsoorten bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel

Welke voorzetsels ken je?

Welke voorzetsel hoort op de puntjes?

Ik zou het....jouw hulp nooit gered hebben.

1. met
2. zonder
3. voor
4. tijdens

Voorzetsels

• Een woord wat je kunt plaatsen vóór de:
  
  
  
  

onder - boven - naast - in - tegen - op - aan

in - tijdens - vanwege - gedurende

Eigenschappen voorzetsel

• Ze geven een plaats, tijd of reden aan
• Onderdeel van splitsbaar werkwoord: géén voorzetsel
• Trucje:
  ... de kast (achter, op, voor)
  ... de vakantie (tijdens, na, gedurende)

Welke voorzetsels zitten er in deze zin?

Op school schrijf ik soms stiekem mijn huiswerk over van een klasgenoot.

We kijken samen naar voetbal op de televisie

Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Wat is geen voorzetsel?

1. Tijdens
2. eerste
3. achter
4. langs

Wat is GEEN voorzetsel?

1. Links
2. Uit
3. Op
4. Boven

Zet het juiste voorzetsel in de zin.

Is jouw voetbaltrainer ook zo trots ... zijn team?

op

achter

met

bij

tegen

aan

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Mijn fiets staat tegen de schutting.

Wat is het voorzetsel in deze zin:
Ik ga bij mijn vriend voetballen.

Vul een voorzetsel in:
We zijn ..... Brussel gereden.

De ondernemende peuter kroop … de tafel - welk voorzetsel kun je hier neerzetten?

Maak een zin met 2 voorzetsels.

Aan de slag!

Zelfstandig:

maken vanaf opdracht 9 t/m 12