This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Formatieve evaluatie
Grammatica zinsdelen
en
woordsoorten H1
Slide 1 - Slide
Vul het juiste voorzetsel in.
Heb vertrouwen ...... (je ouders)
A
in
B
onder
C
aan
D
op
Slide 2 - Quiz
Vul het juiste voorzetsel in.
streven ...... (een mooi cijfer)
A
in
B
onder
C
aan
D
naar
Slide 3 - Quiz
Vul het juiste voorzetsel in.
hopen ..... (een mooi cijfer)
A
over
B
op
C
aan
D
om
Slide 4 - Quiz
Vul het juiste voorzetsel in.
klagen..... (een slecht cijfer)
A
over
B
op
C
aan
D
om
Slide 5 - Quiz
Vul het juiste voorzetsel in.
Verlangen ..... (de herfstvakantie)
A
over
B
op
C
naar
D
om
Slide 6 - Quiz
Wij voetbalden vroeger altijd (op straat).
Tussen haakjes =
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
Slide 7 - Quiz
Hij hangt erg (aan zijn moeder).
Tussen haakjes =
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
Slide 8 - Quiz
Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quiz
Wij vertrouwen (op uw medewerking).
Tussen haakjes =
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
Slide 10 - Quiz
Bevat deze zin een voorzetselvoorwerp?
Om twee uur 's middags wachtte de oppas op het schoolplein op haar oppaskinderen.
A
Nee, de zin bevat geen voorzetselvoorwerp.
B
Ja, de zin bevat één voorzetselvoorwerp.
C
Ja, de zin bevat twee voorzetselvoorwerpen.
D
Ja, de zin bevat drie voorzetselvoorwerpen.
Slide 11 - Quiz
Wat is het voorzetselvoorwerp in de volgende zin?
Voor haar vertrek waarschuwden haar ouders haar voor de gevolgen.
A
voor haar vertrek
B
voor (1e keer)
C
voor de gevolgen
D
voor (2e keer)
Slide 12 - Quiz
De docent Nederlands heeft geen medelijden (met leerlingen die niet leren).
Tussen haakjes =
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
Slide 13 - Quiz
zinsdelen
Benoem de onderstreepte zinsdelen.
Kies uit: wg – ow – lv – mv – vzv – bwb.
Slide 14 - Slide
wg – ow – lv – mv – vzv – bwb?
De Nederlandse Spoorwegen hebben voor morgen een staking aangekondigd.
Slide 15 - Open question
Een deel van het personeel, zo’n 100 werknemers, die ontevreden zijn over de salarisonderhandelingen en betere arbeidsomstandigheden wensen, legt het werk neer.
wg – ow – lv – mv – vzv – bwb?
Slide 16 - Open question
Een deel van het personeel, zo’n 100 werknemers, die ontevreden zijn over de salarisonderhandelingen en betere arbeidsomstandigheden wensen, legt het werk neer.
wg – ow – lv – mv – vzv – bwb?
Slide 17 - Open question
wg – ow – lv – mv – vzv – bwb?
Na de zoveelste mislukte onderhandeling lijkt een oplossing ver weg.
Slide 18 - Open question
wg – ow – lv – mv – vzv – bwb?
Na de zoveelste mislukte onderhandeling kunnen ze nog niet tot een oplossing komen.
Slide 19 - Open question
wg – ow – lv – mv – vzv – bwb?
Ook voor volgende week zijn acties aangekondigd.
Slide 20 - Open question
wg – ow – lv – mv – vzv – bwb?
De NS biedt de reizigers bij voorbaat excuses aan.
Slide 21 - Open question
wg – ow – lv – mv – vzv – bwb?
De NS biedt de reizigers bij voorbaat excuses aan.
Slide 22 - Open question
Ontleed de zinnen.
Slide 23 - Slide
Benoem van de volgende zin elk zinsdeel. Zet onder elkaar: wg = ond = lv =
In het park heeft een aantal kinderen de prachtige bloemperken volledig vernield.
mv =
bwb =
Slide 24 - Open question
Benoem van de volgende zin elk zinsdeel. Zet onder elkaar: wg = ond = lv =
Geef je me die rapporten aan het eind van de dag mee?
mv =
bwb =
Slide 25 - Open question
Noteer het voorzetselvoorwerp (vzv). Kort het zinsdeel niet in. Let op! Niet in elke zin zit een vzv, zet dan een X als antwoord neer.
Slide 26 - Slide
Noteer het vzv.
Vanaf de zijlijn spoorde de coach het team aan tot betere prestaties.
Slide 27 - Open question
Noteer het vzv.
Tijdens zijn wandeling verbaasde de boswachter zich over de vele paddenstoelen.
Slide 28 - Open question
Noteer het vzv.
Geeft u ook iets aan de hulporganisatie Artsen zonder Grenzen?
Slide 29 - Open question
Noteer het vzv.
Bekroont Sven zijn kampioenschap met een overwinning op de 10 kilometer?
Slide 30 - Open question
Noteer het vzv.
Tegen die gemene beschuldigingen moet je je zo goed mogelijk verweren.
Slide 31 - Open question
Voornaamwoorden
Slide 32 - Slide
Noteer de persoonlijke voornaamwoorden. Zet tussen de woorden een streepje - .
In mijn vakantie zijn we naar Zeeland geweest. Wat ga jij doen in die van jou?
Slide 33 - Open question
Noteer de bezittelijke voornaamwoorden. Zet tussen de woorden een streepje - .
Zijn zoontje heeft zich enorm verwonderd over dat rare gedrag van hem tijdens hun vakantie.
Slide 34 - Open question
Kies de juiste woordsoort voor het onderstreepte woord.
Als je je werkstuk laat zien, kan ik misschien mijn mening geven.
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
aanwijzend vnw
D
vragend vnw
Slide 35 - Quiz
Kies de juiste woordsoort voor het onderstreepte woord.
Als je je werkstuk laat zien, kan ik misschien mijn mening geven.
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
aanwijzend vnw
D
vragend vnw
Slide 36 - Quiz
Kies de juiste woordsoort voor het onderstreepte woord.
Als je je werkstuk laat zien, kan ik misschien mijn mening geven.
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
aanwijzend vnw
D
vragend vnw
Slide 37 - Quiz
Kies de juiste woordsoort voor het onderstreepte woord.
Ik heb dat proefwerk volledig verknald, omdat ik het niet geleerd heb.
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
aanwijzend vnw
D
vragend vnw
Slide 38 - Quiz
Kies de juiste woordsoort voor het onderstreepte woord.
Ik heb dat proefwerk volledig verknald, omdat ik het niet geleerd heb.
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
aanwijzend vnw
D
lidwoord
Slide 39 - Quiz
Kies de juiste woordsoort voor het onderstreepte woord.
Dat mobieltje is van haar; geef hem direct terug.
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
aanwijzend vnw
D
vragend vnw
Slide 40 - Quiz
Kies de juiste woordsoort voor het onderstreepte woord.
Dat mobieltje is van haar; geef hem direct terug.
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
aanwijzend vnw
D
vragend vnw
Slide 41 - Quiz
Kies de juiste woordsoort voor het onderstreepte woord.
Weet je al wat je vanavond wil eten?
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
aanwijzend vnw
D
vragend vnw
Slide 42 - Quiz
Andere woordsoorten
Slide 43 - Slide
Benoem de vier dikgedrukte woorden in de volgende zin. Kies uit: lw – zn – bn – hww – zww – vz Noteer het als volgt: lw - bn - zn - vz (je hoeft de woorden dus niet over te typen).
Heeft mevrouw Broeren bewijzen laten zien tijdens het verhoor bij de politie?
Slide 44 - Open question
Benoem de vier dikgedrukte woorden in de volgende zin. Kies uit: lw – zn – bn – hww – zww – vz Noteer het als volgt: lw - bn - zn - vz (je hoeft de woorden dus niet over te typen).
Heeft mevrouw Broeren bewijzen laten zien tijdens het verhoor bij de politie?
Slide 45 - Open question
Benoem de vier dikgedrukte woorden in de volgende zin. Kies uit: lw – zn – bn – hww – zww – vz Noteer het als volgt: lw - bn - zn - vz (je hoeft de woorden dus niet over te typen).
Heeft mevrouw Broeren bewijzen laten zien tijdens het verhoor bij de politie?