Lezen - les 6: Terugkoppeling oefentoets en tekstopbouw 2F

Welkom :)
  • Terugkoppeling oefentoets
  • Tekstopbouw

1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom :)
  • Terugkoppeling oefentoets
  • Tekstopbouw

Slide 1 - Slide

Tekstopbouw
Als je de opbouw (structuur) van een tekst herkent, kun je:
  • snel je weg vinden in een tekst
  • een tekst beter begrijpen



Uit welke delen bestaat uit een tekst?

Slide 2 - Slide

Op welke manieren kan een schrijver zijn tekst inleiden?

Slide 3 - Open question

De inleiding...
  • wil de aandacht van de lezer trekken
  • introduceert het onderwerp

Slide 4 - Slide

De aandacht trekken kan bijvoorbeeld door...
  • een grappig verhaaltje of anekdote over iets dat je hebt gelezen of meegemaakt
  • een voorbeeld te geven
  • een belangrijke vraag te stellen
  • de aanleiding voor het schrijven (actuele gebeurtenis)
  • een samenvatting
  • de opbouw
  • een mening/standpunt (betoog)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Het slot
  • Samenvatting
  • Conclusie
  • Antwoord op vraag uit de inleiding
  • Verwijzing naar het voorbeeld of anekdote uit begin van de tekst
  • Oproep
  • Advies

Waarom hangt de functie van het slot vaak samen met het schrijfdoel van de schrijver? 
 

Slide 7 - Slide

Even terugkomen op de toets van vorige week...

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Overtuigen dat Antarctica erg belangrijk is voor de hele wereld


  • amuseren met een aansprekend verhaal over natuur en klimaat
  • instrueren hoe je ervoor kunt zorgen dat walvissen niet uitsterven
  • overtuigen dat Antarctica erg belangrijk is voor de hele wereld



Slide 10 - Slide

Eén doel van de tekst is informeren.
Wat is het andere tekstdoel?
A
Amuseren met een aansprekend verhaal over natuur en klimaat
B
Instrueren hoe je ervoor kunt zorgen dat walvissen niet uitsterven
C
Overtuigen dat Antarctica erg belangrijk is voor de hele wereld

Slide 11 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
Antarctica is van levensbelang voor walvissen en de hele planeet.
B
Antarctische krill is cruciaal in de voedselketen en het leven op aarde.
C
Het Wereld Natuur Fonds probeert een enorme natuurpuzzel op te lossen.
D
Veel zeedieren danken hun bestaan aan de poolkappen op Antarctica.

Slide 12 - Quiz

Tekststructuren
Bij langere teksten wordt het onderwerp behandeld via een vaste structuur

Als je die kent, scheelt dit weer bij het examen! Wat staat er in de inleiding, het middenstuk en slot?

Het tekstdoel van de schrijver kun je vinden in een structuur
Vaak al te herkennen in de inleiding.



Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wat doet de schrijver in alinea 1?
A
Hij noemt de aanleiding voor het schrijven.
B
Hij geeft zijn mening.
C
Hij beantwoordt een belangrijke vraag.
D
Hij stelt de centrale vraag van tekst 1.

Slide 15 - Quiz

Wat blijkt volgens alinea 2 uit de meeste onderzoeken?
A
Het eten van chocola heeft geen invloed op je stemming.
B
Van het eten van chocola verbetert je stemming.
C
Het is niet duidelijk of chocola je stemming verandert.

Slide 16 - Quiz

Alinea 2 eindigt met een vraag.
In welke alinea staat het antwoord op deze vraag?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 17 - Quiz

Alinea 2 eindigt met een vraag.
In welke alinea staat het antwoord op deze vraag?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 18 - Quiz

In alinea 3 staat dat psychoactieve stoffen het geheim van chocola zouden kunnen vormen.
Aan welk signaalwoord herken je de voorbeelden van die stoffen die in de alinea worden genoemd?

Slide 19 - Open question

Alinea 4 begint met het signaalwoord ‘maar’.
Wat kun je uit dit signaalwoord afleiden?
In deze alinea staat waarschijnlijk...
A
een voorbeeld bij de uitspraken in alinea 3..
B
het tegenovergestelde van wat in alinea 3 wordt gezegd
C
het gevolg van de oorzaken die in alinea 3 worden genoemd.

Slide 20 - Quiz

Welke twee dingen doet de schrijver in het slot van de tekst?
A
een toekomstverwachting uitspreken
B
de vraag uit de inleiding beantwoorden
C
een conclusie trekken
D
een advies geven

Slide 21 - Quiz

Vaste tekststructuren

Slide 22 - Slide

Vraag-antwoordstructuur
  • Inleiding: vraag
  • Middenstuk: antwoord 
  • Slot: samenvatting of conclusie 

Voorbeeld:
"Welke maatregelen kan ik treffen tegen de opwarming van de aarde?" 

Slide 23 - Slide

Aspectenstructuur
  • Inleiding: onderwerp
  • Middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
  • Slot: samenvatting 

Voorbeeld: "Welke invloed heeft energydrank op jongeren?" 

Slide 24 - Slide

Verleden-heden-toekomststructuur
  • Inleiding: introductie onderwerp
  • Middenstuk: situatie vroeger, situatie nu, situatie toekomst
  • Slot: conclusie (toekomstverwachting)

Voorbeeld: Hoe is de gloeilamp ontstaan en gebruiken we die nu nog? 



Slide 25 - Slide

Verklaringsstructuur 
  • Inleiding: noemen van een bepaald verschijnsel 
  • Middenstuk: kenmerken, voorbeelden, verklaringen, oorzaken, redenen
  • Slot: samenvatting

Voorbeeld: "Kaalheid bij mannen" 


Slide 26 - Slide

Probleem-oplossingstructuur 
  • Inleiding: probleem
  • Middenstuk: gevolgen, oorzaken, oplossingen
  • Slot: afweging (beste oplossing) conclusie 

Voorbeeld: "Hoe lossen we het eierentekort op?"


Slide 27 - Slide

Voor- en nadelenstructuur
  • Inleiding: vraag of stelling
  • Middenstuk: voordelen/nadelen
  • Slot: afweging/conclusie

Voorbeeld: "Wat zijn de voor- en nadelen van het starten van een lesdag om tien uur?"

Slide 28 - Slide

Argumentatiestructuur
  • Inleiding: standpunt
  • Middenstuk: argumenten voor het standpunt / tegenargument / weerlegging
  • Slot: herhaling stelling / beantwoorden van de vraag 

Voorbeeld:"Het opvoeden van kinderen is onzin" 

Slide 29 - Slide

Lees de tekst hiernaast (rechts) en bekijk de tekststructuren hierboven.
Vraag:
Wat is de tekststructuur?

Slide 30 - Slide

Antwoord:
aspectenstructuur

Slide 31 - Slide

Verklaringsstructuur of aspectenstructuur?
  • Aspectenstructuur: 
      Gaat breed in op verschillende kanten van een onderwerp.
  • Verklaringsstructuur:
      Richt zich specifiek op oorzaken of verklaringen van een verschijnsel.

Slide 32 - Slide

Lees de tekst hiernaast (rechts) en bekijk de tekststructuren hierboven.
Vraag:
Wat is de tekststructuur?

Slide 33 - Slide

Antwoord:
Probleem-oplossingsstructuur of  vraag-antwoordstructuur

Slide 34 - Slide

Nog eentje...

Slide 35 - Slide

Uit je hoofd...
Welke argumentatiestructuur past bij deze tekst?
A
verklaringsstructuur
B
probleem-oplossingsstructuur
C
argumentatiestructuur
D
vraag-antwoordstructuur

Slide 36 - Quiz

Terugkoppeling oefentoets
(les voor de herfstvakantie)

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Welke vaste tekststructuur past het best bij de tekst?
A
argumentatiestructuur, want in de tekst staan argumenten voor en tegen het standpunt dat een beroepsswitch geen zeldzaamheid meer is
B
probleem-oplossingsstructuur, want de tekst geeft een oplossing voor het probleem dat we nog steeds denken in termen van hoog- en laagopgeleid
C
verklaringsstructuur, want de tekst geeft een verklaring voor het verschijnsel dat er in Nederland massaal van beroep gewisseld wordt
D
verleden-heden-toekomststructuur, want de tekst gaat over de verschuiving van handarbeid naar hoofdarbeid in de afgelopen zeventig jaar

Slide 39 - Quiz

Wat zijn de twee functies van de inleiding in deze tekst?

Slide 40 - Open question

1.  Geeft een voorbeeld
2. Introduceert het onderwerp

Slide 41 - Slide

Hoe wordt de tekst afgesloten?
A
Alinea 10 begint met een laatste voorbeeld bij het onderwerp. Daarna volgt een waarschuwing.
B
In de eerste twee zinnen van alinea 10 staat een korte samenvatting. Daarna volgt een toelichting.
C
In alinea 10 wordt het standpunt van Scholten nog eens herhaald. Daarna volgt een conclusie.
D
De eerste zin van alinea 10 is een conclusie en wijst terug naar de inleiding. Daarna volgt een advies.

Slide 42 - Quiz

Zelf oefenen
in het online lesmateriaal van NU Nederlands

  • Ga naar Lezen, luisteren, kijken 
  • Ga naar 1.4 Opbouw en indeling
  • Maak opdracht 3 en 4 zorgvuldig.

Slide 43 - Slide

Tot slot...
Denken jullie aan de woordenschatopdracht?

Slide 44 - Slide