Unit review

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

 Gebruik:
  • Om bezit aan te geven
  • Om aan te geven wat bij wat hoort
 Vorm:
  • 's 
  • '
  • of
  •  's:
  • Bezit van personen / dieren
  • Mister Sebel's lesons are awesome.
  • The dog's bone.
  •  ':
  • Bij bezit van personen / dieren met meervouds-s
  • My parents' house.
  • The chickens' eggs.
's / ' / of
bezit
  • of:
  • bij dingen, plaatsen en landen
  • The entrance of the school.
  • The mayor of London.
  • The flag of the UK.

Slide 2 - Slide


  • Om woorden ...
  • zinsdelen ...
  • zinnen ...
  • ... met elkaar te verbinden
  •  Opsomming:
  • and = en
  • She speaks English and German.
  • both ... and = zowel ... als
  • It was made by both Mike and Anton.
conjunctions
voegwoorden
  •  Reden:
  • because = omdat
  • I studied hard because Mr. Sebel told me to.
  •  Gevolg:
  • so = dus
  • I like English so I always do my homework.
  •  Tegenstelling:
  • but = maar
  • I hate French but I love English.
  • although = hoewel
  • He went to school alhough he was ill.
  •  Keuze:
  • or = of
  • Would you like tea or coffee?
  • either ... or = of ... of
  • You can do it either today or tomorrow.
  • Tijd:
  • as soon as = zodra
  • I went home as soon as I heard about it.
  • until  = (tot)dat
  • I will wait until you get here.
  • when = wanneer
  • He fainted when he saw the ghost.
  • Voorwaarde:
  • if  = als
  • I can finish this today if you help me.
  • unless = tenzij
  • I can't come unless I am allowed to.

Slide 3 - Slide

le

  • verleden > helemaal voorbij
  • het is belangrijk wanneer het was
  • je weet wanneer het gebeurde
 
  • regelmatige werkwoorden > +ed
  • onregelmatige werkwoorden > 2e Engelse rijtje
 
  • did + hele werkwoord
  • GEEN +ed / 2e rijtje
 
  • didn't + hele werkwoord
  • GEEN +ed / 2e rijtje

  • When, Ago, Last, Days/Dates, Year/Yesterday
past simple
verleden tijd

Slide 4 - Slide

le
past simple
verleden tijd
  • afgelopen
  • je weet wanneer
  • werkwoord + ed
  • 2e rijtje
  • didn't + hele werkwoord
  • Did + hele werkwoord
  • WALDY: When / Ago / Last ... / Days/ Dates / Year / Yesterday

Slide 5 - Slide

 
  • present perfect = vorm van verleden tijd
  • begonnen in het verleden, nu nog zo
  • gebeurd in the verleden, nu nog zichtbaar
 
  • have / has + voltooid deelwoord
  • regelmatige werkwoorden + ed 
  • onregelmatige werkwoorden > 3e Engelse rijtje
  • FYNE JAS
  • For, Yet, Never, Ever
  • Just, Already/Always, Since/So far
  • JUF EN SYSA
  • Just, Up to now, For
  • Ever, Never
  • Since, Yet, So far, Already (Always)
present perfect
voltooid
tegenwoordige tijd

Slide 6 - Slide

le
present perfect
voltooid tegenwoordige tijd
  • niet afgelopen
  • nog merkbaar
  • have/has + werkwoord + ed
  • have/has + 3e rijtje
  • haven't/hasn't + werkwoord + ed
  • haven't/hasn't + 3e rijtje
  • Have/Has + werkwoord + ed
  • Have/Has + 3e rijtje
  • FYNE JAS: For / Yet / Never / Ever/ Just / Already / Since

Slide 7 - Slide

le
past simple     present perfect
het verschil
Gebruik:
  • voorbij / afgelopen
  • belangrijk wanneer
Bevestigend (+):
  • werkwoord +ed
  • 2e rijtje
Ontkennend (-):
  • didn't + werkwoord
Vragend (?):
  • Did + werkwoord
  • WALDY:
  • When, Ago, Last, Days/Dates, Year/Yesterday
Gebruik:
  • verleden begonnen, nu nog zo
  • resultaat nog merkbaar
Bevestigend (+):
  • have/has + werkwoord + ed
  • have/has + 3e rijtje
Ontkennend (-):
  • haven't/hasn't + werkwoord + ed
  • haven't/hasn't + 3e rijtje
Vragend (?):
  • Have/Has + werkwoord +ed
  • Have/Has + 3e rijtje
  • FYNE JAS:
  • For, Yet, Never, Ever, Just, Already (Always), Since

Slide 8 - Slide

 Gebruik:
  • In het Engels is het heel onbeleefd om alleen met 'Yes' of 'No' te antwoorden
  • Geef daarom altijd antwoord met een kort zinnetje
 Vorm:
  • Herhaal het eerste werkwoord uit de vraag
  • Maak bij een 'No-antwoord' het werkwoord ontkennend
  • Vervang onderwerp met: I, you, he, she, it, we, you, they
  • De tijd verandert niet
short answers
korte antwoorden
Voorbeelden:
  • Do you like mister Sebel?



  • Yes, I do. / No, I don't.
  • Has he got a sister?
  • Yes, he has. / No, he hasn't.
  • Were they late?
  • Yes, they were. / No, they weren't.
 
  • Can I help you?
  • Yes, you can. / No, you can't.
 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

How can I enter this competition?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide