minitoets lezen 2F

Deze les:
Lesdoel:
- Herhalen/checken kennis van leesvaardigheid
- Je kent je aandachtspunten m.b.t. leesvaardigheid
Hoe?
Klassikaal maken minitoets in LessonUp
Aanvullende extra uitleg theorie
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolMBOStudiejaar 1-3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Deze les:
Lesdoel:
- Herhalen/checken kennis van leesvaardigheid
- Je kent je aandachtspunten m.b.t. leesvaardigheid
Hoe?
Klassikaal maken minitoets in LessonUp
Aanvullende extra uitleg theorie

Slide 1 - Slide

MINITOETS LEZEN
Even jouw leesvaardigheid
&
 kennis van leesonderdelen testen

Lees de vraag en mogelijke antwoorden goed door


Slide 2 - Slide

Elke leestekst bestaat uit een inleiding, kern en slot
A
Ja, altijd
B
Nee, niet altijd

Slide 3 - Quiz

Op welke manier kun je het beste een leesopdracht met vragen maken?
A
Vluchtig doorlezen, dan vragen 1 voor 1 maken
B
Globaal lezen (titel, kopjes, 1e zinnen) dan vragen maken
C
Vluchtig doorlezen, dan alle vragen doorlezen
D
Globaal lezen, tekst helemaal lezen en dan vragen maken

Slide 4 - Quiz

Een slot bestaat altijd uit een conclusie
A
Ja, een tekst sluit altijd met een conclusie
B
Nee, er is wel altijd een slot, maar dit kan ook bijv. een samenvatting zijn
C
D
Nee, een conclusie wordt nooit als slot gebruikt.

Slide 5 - Quiz

Welke tekstdoelen weet jij nog te benoemen? Geef er minimaal 3

Slide 6 - Open question

Dit zijn tekstdoelen
A
informeren, amuseren, overtuigen, activeren
B
kranten, tv, social media
C
artikelen, moppen, recepten
D
overtuigen, bemoeien, vertellen

Slide 7 - Quiz

Welke tekstverbanden zijn er zoal?
Noem er minimaal 3

Slide 8 - Open question

1. Jan gaat binnenkort werken. 2. Hij is klaar met zijn studie.
3. Hij vond het studentenleven mooi. 4. Er breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur.
Welke signaalwoorden/verbindingswoorden kun je gebruiken om de zinnen met elkaar te verbinden? Zin1+ 2 en zin 3+4

Slide 9 - Open question

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
voorbeeldgevend
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Opsomming
tegenstelling
Chronologisch
uitleggend
oorzakelijk
samenvattend of
concluderend
want
..en...
omdat
jas, tas, schoenen...
Ten eerste
kortom
daardoor
dat wil zeggen
vanwege
daarna
toch
maar
bijna
zo
dus

Slide 12 - Drag question

Neem de volgende tekst globaal* door



* Dit wordt ook wel verkennend of orienterend lezen genoemd...
Je krijgt hiervoor een minuut.


Slide 13 - Slide

timer
1:00

Slide 14 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 15 - Open question

Staan er tussenkopjes in de tekst?

Slide 16 - Open question

Waar kon je deze tekst vinden? (bron)

Slide 17 - Open question