M&M Thema 9 blok 2 milieuvervuiling een nieuw probleem?

Blok 2: milieuvervuiling een nieuw probleem?
1 / 41
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Blok 2: milieuvervuiling een nieuw probleem?

Slide 1 - Slide

Lesdoelen blok 2
  • 1. Je kan twee milieuproblemen uit de middeleeuwse stad noemen.
  • 2. Je weet welke energiebronnen  ambachtslieden gebruikten.
  • 3. Je kan uitleggen waarom er rond 1500 vrijwel geen bos meer in Nederland was 
  • 4. Je kan uitleggen waarom de pest werd verspreidt door vervuiling
  • 5.Je kan uitleggen waar turf voor werd gebruikt en wat vervening is.
  • 6.Je kan voor - en nadelen noemen van het gebruik van steenkool. 
  • 7.Je kan drie oorzaken noemen waarom de Industriele Revolutie in Engeland begon.
  • 8.Je kan de 6 gevolgen van de IR voor de samenleving noemen.
  • 9.Je kan de gevolgen van de IR voor het milieu noemen.

Slide 2 - Slide

Les 1: lesdoel 1-4, slides 7-17

Slide 3 - Slide

Late Middeleeuwen
  • Tijd van Steden en Staten (1000-1500)

  • Het is 'veiliger' en 'rustiger'
  • Er komt meer handel
  • Bevolking groeit
  • Er ontstaan steden
  • Macht van de steden neemt toe
  • De vervuiling neemt toe in steden (zie je boek voor voorbeelden)
Dit is een plattegrond van Zwolle in de Middeleeuwen

Slide 4 - Slide

Middeleeuwse steden
  • In de middeleeuwen werkten de  meeste ambachtslieden in de steden.  Zij hadden grondstoffen nodig. Die kwamen uit de bodem, het bos of van de landbouw. 
  • Ambachtslieden gebruikten ook  energie. Ze gebruikten eigen spierkracht of die van paarden, watermolens en windmolens. 
  • Steden groeiden snel >> er waren meer grondstoffen en er was meer energie nodig. 
  • Het stadsbestuur maakte regels om vervuiling tegen te gaan. 

Slide 5 - Slide

Hout als brandstof
Rond het jaar 1000 was het grootste deel van Europa bedekt met bos. Mensen kapten bomen:
-hout voor energie 
-hout voor huizen en schepen 
-om akkers aan te leggen 
-om houtskool te maken want houtskool was nodig om ijzererts te smelten 

Rond 1500 was vrijwel al het bos gekapt in Nederland.

Slide 6 - Slide

Turf, brandstof uit het moeras
  • Duizend jaar geleden waren grote delen van Nederland moeras.
    Moeras bestaat uit veen (= laag dode plantenresten)  Als je veen laat drogen, krijg je turf.  Toen er steeds minder hout was, gingen mensen turf gebruiken als brandstof. 

  • In West-Nederland lag het veen laag. Men trok het veen uit het water en er bleven plassen over: natte vervening
  •  In Oost-Nederland lag het veen hoog. 
Men stak er blokken uit en stuitte op zandgrond: droge vervening.

Slide 7 - Slide

Wat was GEEN oorzaak van de verspreiding van de pest?
A
De steden in de Middeleeuwen waren erg vies.
B
De steden waren geheel autarkisch.
C
Tussen de steden was veel handel.
D
Niemand wist hoe de ziekte werd verspreid.

Slide 8 - Quiz

Waarom waren de meeste bossen rond 1500 in Nederland verdwenen?
Kies het beste antwoord
A
Bevolkingsgroei: meer brandstof nodig
B
Bomenziekte
C
Klimaatverandering
D
Hout was een belangrijke brandstof

Slide 9 - Quiz

Wat is GEEN fossiele brandstof?
A
Turf
B
Steenkool
C
Aardgas
D
Kernenergie

Slide 10 - Quiz

Even kijken of je het snapt.
Kies het goede antwoord.
A
Door het ontstaan van steden nam de milieuvervuiling toe. Na de industriële revolutie nog meer vervuiling door het gebruik van steenkool
B
Door moderniseringen in de landbouw kon de bevolking in de middeleeuwen groeien. Men kapte heel veel bos voor landbouwgrond.
C
In de middeleeuwen leefden bijna al mensen in steden. Landbouwmachines maakte landarbeid overbodig.
D
Steenkool zorgt voor heel veel welvaart: arbeiders krijgen goede lonen, steenkool is niet goed voor de gezondheid

Slide 11 - Quiz

Waarom brak er in de Middeleeuwen gemakkelijk brand uit in steden?
A
De huizen waren voornamelijk van hout
B
Brandstichters konden hiermee weg komen
C
De huizen waren voornamelijk van steen
D
De mensen woonde heel dicht op elkaar

Slide 12 - Quiz

Les 2: lesdoel 5-6, slides 19-26

Slide 13 - Slide

Serieus het gevaarlijkste diertje tijdens de ME.....
De verspreider
Wereldwijd miljoenen doden
Is de pest verdwenen? Neen! De laatste 10 jaar zijn er in de VS, Brazilie, Libie, China, Peru en Indonesie mensen overleden aan de pest

Slide 14 - Slide

Vergelijk de Pest met de huidige COVID-crisis. Welke verschillen en overeenkomsten zijn er?

Slide 15 - Open question

De pest of zwarte dood.
In de 14e eeuw werd Europa geteisterd door een pandemie die we kennen als 'de pest' of de Zwarte dood, ongeveer 20 miljoen doden


Maar in zesde eeuw stierven ook zo'n 25 miljoen aan pest



















 

Slide 16 - Slide


De pest in Europa
  • In 1347 komt de pest aan in Europa: via de Krim naar Italië
  • Via de handel verspreidt de ziekte zich razendsnel door Europa
  • De viezigheid en het ongedierte in de middeleeuwse steden helpen ook mee in het ontstaan van de grote pestepidemie van 1347 tot 1351
  • Uiteindelijk sterft 1/3 van de Europese bevolking, ongeveer 20 miljoen mensen (wereldwijd in de ME ongeveer 75 tot 100 milj. doden)
De pest door de ogen van schilder Pieter Brueghel de Oude (1562). Voor veel mensen moet de pest zo zijn ervaren: overal dode mensen en complete steden die zijn verlaten.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

  • paardentractie
  • aangedreven op paardekracht
  • stoomtrein
  • aangedreven op steenkool

Slide 21 - Slide

Voor en na de industriële revolutie.
Noem bronelementen uit beide foto's om de periode voor en na te beschrijven

Slide 22 - Open question

Steenkool 
In Engeland gebruikte men steenkool als brandstof toen hout te duur werd.
Nadeel >>  veel luchtvervuiling.

Steenkool zit diep in de grond.  Er werden mijnen gegraven om steenkool uit de grond te halen. 

In 1712 bedacht Newcomen de stoompomp en de eerste stoommachine. 
Nadeel >> de stoommachine verbruikt zelf veel steenkool.

Slide 23 - Slide

Zoek foto's op internet op van de eerste stoommachines. Je moet kunnen uitleggen wat je ziet op de foto (wie/wat/waar/wanneer)

Slide 24 - Open question

Les 3: lesdoel 7-9, slides 28-43

Slide 25 - Slide

We kijken een video over de Industriële revolutie.
Noteer de gevolgen die je ziet voor de samenleving en waar je dat aan ziet. Welke gevolgen voor het milieu zie je? (noteer dit ook in je schrift, belangrijke toetsstof)

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Video

...en de gevolgen voor het milieu
  • Door industrialisatie zijn er meer fossiele brandstoffen nodig. Daardoor ontstaat er luchtvervuiling en raken energiebronnen uitgeput
  • Er is er meer bebouwing en infrastructuur. Veel bos verdwijnt. Daardoor is er meer kans op overstromingen. 
  • Er zijn steeds meer nieuwe producten, zoals plastic. Daardoor is er meer en gevaarlijker afval. 

Slide 28 - Slide

Oorzaken industriële revolutie Engeland
1. Stoommachines geschikt voor fabrieken, James Watt 1764
2. Aanwezigheid steenkoolmijnen nodig voor stoommachines
3. Veel arbeiders beschikbaar door modernisering landbouw 18e eeuw (minder arbeid nodig en hogere opbrengst)

Slide 29 - Slide

Nieuwe energiebronnen
  • Rond 1780:  stoom als energiebron. mens was niet langer afhankelijk van de natuur.

  • James Watt verbeterde de stoommachine zodat hij naast enkel pompende beweging ook roterende onderdelen kon aandrijven, hij werd dus geschikt voor het aandrijven van machines!

  • Ondernemers bouwden grote fabrieken met stoommachines erin.

Slide 30 - Slide

Gevolgen voor de samenleving
  • Sociale kwestie: Voor arbeiders was het werk saai, ze kregen lage lonen en ze hadden slechte huizen. 
  • Steeds meer vervoer >> Stoommachine werd gebruikt in schepen en treinen. Eind 19e eeuw reden ook de eerste auto’s. 
  • Communicatie >> De post kon veel sneller worden vervoerd. Door de komst van de telefoon en de telegraaf ging de communicatie sneller. 
  • Welvaart neemt toe >> Na 1850 stegen de lonen en werden de leef- en werkomstandigheden beter, producten goedkoper en de welvaart steeg. 
  • Scholen en wetenschap >> Om te blijven vernieuwen investeerde men in wetenschap, onderzoek en onderwijs. 
  • Sterke bevolkingsgroei >> grote kennis over gezondheid en betere hygiëne  

Slide 31 - Slide

Wat veranderde er in het milieu?
👉Door verbranding van steenkool kwam er luchtvervuiling
👉Door de uitstoot van water uit fabrieken kwam er thermische watervervuiling
👉 Door de industrie waren er meer fossiele brandstoffen nodig die opraken (uitputting)
👉 Meer bebouwing = minder bos (bron van zuurstof) en risico op overstromingen
👉 Meer afvalstoffen in het milieu dan de aarde zelf kan opruimen

Slide 32 - Slide

Ontbossing is een voorbeeld van.....
A
vervuiling van het milieu
B
aantasting van het milieu
C
uitputting van het milieu

Slide 33 - Quiz

Fabrieken lozen afvalwater in de Rijn. Welk begrip hoort hier bij?
A
vervuiling van het milieu
B
uitputting van het milieu
C
aantasting van het milieu

Slide 34 - Quiz

In een natuurgebied wordt een camping aangelegd. Welk begrip hoort hier bij?
A
uitputting van het milieu
B
aantasting van het milieu
C
vervuiling van het milieu

Slide 35 - Quiz

Een stof in het milieu brengen die daar niet thuishoort en problemen geeft. Hoe noemen we dit?
A
uitputting van het milieu
B
aantasting van het milieu
C
een milieuprobleem
D
vervuiling van het milieu

Slide 36 - Quiz

Het gas raakt ooit eens op. Wat is dit?
A
Milieu-aantasting
B
Milieu-uitputting
C
Milieuvervuiling
D
Geen van allen.

Slide 37 - Quiz

Mensen veranderen het landschap, waardoor sommige planten en dieren daar niet meer kunnen leven. Hoe noemen we dit?
A
aantasting van het milieu
B
vervuiling van het milieu
C
uitputting van het milieu

Slide 38 - Quiz

Wat waren de gevolgen van de industrialisatie?

Slide 39 - Mind map

Industrialisatie en bevolkingsgroei waren ... van de verstedelijking
A
oorzaken
B
gevolgen

Slide 40 - Quiz

De industrialisatie in Nederland had belangrijke gevolgen. Welke drie zinnen beschrijven deze gevolgen?
Arbeiders verdienden meer geld
Armoede onder arbeidersgezinnen
De Nederlandse bevolking groeide
De steden groeiden snel
Het ging slecht met de economie
Goed
Fout

Slide 41 - Drag question