Sommige gedichten zijn opgesteld aan de hand van een vaste structuur. Dit noemen we vaste gedichtvormen. Een bekend voorbeeld (waar we het de afgelopen weken vaak over hebben gehad) is het sonnet.
Naast het sonnet onderscheiden we ook de vaste verzen, de haiku, de limerick en de ballade.
Slide 3 - Slide
Vrije verzen
Zoals de naam het al zegt geniet de dichter veel vrijheid. Zo is er geen vaste vorm, geen eindrijm en geen rijmschema.
Slide 4 - Slide
Haiku
De haiku is een natuurgedicht met een diepere betekenis, bestaande uit 17 lettergrepen verdeeld over drie regels.
De eerste en laatste regel hebben vijf lettergrepen, de middelste zeven.
Slide 5 - Slide
De limerick
Een limerick is een grappig gedicht met vijf versregels en het rijmschema AABBA
De derde en vierde regel zijn korter dan de andere. De eerste regel eindigt vaak met een plaatsnaam
Slide 6 - Slide
De ballade
Een verhalend lied in dichtvorm dat in de middeleeuwen is ontstaan. Het lied wordt gekenmerkt door een sprongsgewijze verteltrant, veel herhaling en het lied eindigt vaak dramatisch.
Slide 7 - Slide
Beeldspraak
Van beeldspraak is sprake als je iets anders zegt dan je letterlijk bedoelt. Dit noem je ook wel figuurlijk of overdrachtelijk taalgebruik.
Het object (iets letterlijks) wordt vervangen door het beeld (iets figuurlijks)
Slide 8 - Slide
Wat valt je op?
Een warme stem
Bittere woorden
Schreeuwende kleuren
Scherpe blik
Slide 9 - Slide
Vergelijking met als
Van-vergelijking
Vergelijking zonder als (asyndetische vergelijking)
Metafoor
Personificatie
Symbool
Synesthesie
Vormen van beeldspraak
Slide 10 - Slide
Aan de slag
Ga nu aan het werk met de opdrachten over stijlfiguren en beeldspraak op pagina 77 en 78.