3.4 fouten voorkomen

1 / 8
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 8 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

LEERDOEL

Je weet wanneer je 'als' of 'dan' gebruikt.

Je weet wanneer je of kennen of kunnen gebruikt. of liggen of leggen. 

je weet wanneer je wil of wilt gebruikt

Je weet wanneer je naar of na gebruikt

Slide 2 - Slide

Dan of als
Dan- gebruik je voor een verschil:
Marian basketbalt beter dan ik

Als- je vergelijkt iets waarbij dingen gelijk zijn:
Kyra werkt even hard als jij. 

Slide 3 - Slide

Als dan
Hij heeft sneller gelopen .... ik

Mijn broer verdient twee keer meer .... ik.

Mijn zus verdient net zo veel...  ik.


Slide 4 - Slide

Wil of willt
Gebruik wilt bij je of jij  of u en in zakelijke teksten.
Kies hier de studie die jij wilt.
Wilt u nog een kopje koffie?

Wil kun je gebruiken bij informele teksten en spreektaal.
Ik weet niet of jij nog naar dat feestje wil?


Slide 5 - Slide

Wil of wilt?
Jij ... hier rechtsaf, mag dat?

hij .. graag een broodje kaas.

ik ... graag een diploma halen

Slide 6 - Slide

Naar of na
Naar: heeft met richting te maken
Laten we naar huis gaan

of volgens of zoals.
Naar mijn mening is dit goed 

Na: betekent achter of volgend op
Na het eten gaan we weg
even na tienen kwam hij thuis

Slide 7 - Slide

Na of naar?

... een kwartier stond de ploeg uit Eindhoven al met 2-0 achter.

... aanleiding van onze vakantie op Mallorca, hebben we de volgende klacht.

 

Slide 8 - Slide