20180130 woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1,2

Woordsoorten

Voornaamwoorden

Programma

Quiz om je kennis te testen (6 vragen)

Oefening voornaamwoorden 

Oefenen met zinnen

Woordsoorten

Lidwoord, bijvoegelijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, voorzetsel, telwoord, hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord, persoonlijk voornaamwoord.

Koppelwerkwoord, bezittelijk voornaamwoord, aanwijzend vnw, betrekkelijk vnw en vragend vnw. 

Betrekkelijk voornaamwoord

Dat kan één woord zijn, maar ook een hele zin. Het heeft dus betrekking op iets wat eerder in de zin is gezegd. Een betrekkelijk voornaamwoord staat altijd achter datgene waar het op terugslaat. Voorbeelden van mogelijke betrekkelijke voornaamwoorden zijn: 'die', 'dat', 'wie', 'wat', 'welke', 'hetwelk', 'hetgeen'.

Vragend vnw: 

Vragend voornaamwoord

Vragende voornaamwoorden zijn: wie, wat , welke (welk) en wat voor (een). Ze staan heel vaak aan het begin van een vraagzin.'

Dat boek heb ik mijn vader op zijn verjaardag gegeven.
Wat is juist?

1. Dat = aanwijzend voornaamwoord
2. Mijn = bijvoeglijk naamwoord
3. Dat = bezittelijk voornaamwoord
4. Zijn = persoonlijk voornaamwoord

Hebben jullie je huiswerk al af?

Welk(e) woord(en) is/zijn persoonlijke voornaamwoorden?

1. jullie, je
2. jullie
3. je
4. geen

De muur is al lang niet meer wit.
De schilder is door zijn wit heen.
wit =

1. In beide zinnen een bijvoeglijk naamwoord
2. Eerst een bijvoeglijk naamwoord, daarna een zelfstandig naamwoord
3. Eerst een zelfstandig naamwoord, daarna een bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord.

1. waar
2. niet waar

Die rode fiets is van jou.

jou =

1. een bezittelijk voornaamwoord
2. een bijvoeglijk naamwoord
3. een persoonlijk voornaamwoord

Kanye West wordt de nieuwe president van de Verenigde Staten.
wordt =

1. hulpwerkwoord
2. zelfstandig werkwoord
3. koppelwerkwoord

opdracht: 3 zinnen ontleden

2m: tot hier

opdracht: 3 zinnen ontleden

Ben niet zo'n held van mezelf, maar ik heb een superwoman bij me.

En alle mannen staan versteld, wat doet met die jongen ik zie ze kijken.

Ik weet ook niet wat het is, zo'n meisje zo'n lijf en zo'n gezicht.

Zo'n goede vriend omdat ze altijd bij me is.

Luisteropdracht

Beauty & the brains (Nielson)

Vul de gatentekst in.

Maak na het liedje de opdracht over de woordsoorten (10 min.)

Oefenen

Persoonlijk, bezittelijk of aanwijzend voornaamwoord

Dat meisje dat daar loopt, is mijn buurmeisje

Het is nogal vervelend dat uit jouw mond te moeten horen

Jullie zijn goed bezig, wat ook blijkt uit jullie resultaten

Ik zag jouw vader gisteren lopen

Ik vond die taart die we toen aten erg vies.  

Huiswerk / zelfstandig werken