Naamwoordelijk gezegde oefenen

Naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde?

Heel kort door de bocht:
WG = er gebeurt iets --> 'doen' 
NG = er wordt iets omschreven --> 'zijn'

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde?

Heel kort door de bocht:
WG = er gebeurt iets --> 'doen' 
NG = er wordt iets omschreven --> 'zijn'

Slide 1 - Slide

Die cd van Famke Louise is erg goed.

Zit er in deze zin een naamwoordelijk gezegde?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quiz

Die cd van Famke Louise is erg goed.

Wat is het naamwoordelijk gezegde?
A
is
B
is erg goed
C
die cd is goed
D
erg goed

Slide 3 - Quiz

Die CD van Famke Louise is erg goed.
Deze zin heeft een NG, en dat kun je hieraan zien:
1. De zin geeft een omschrijving (eigenschap) van het onderwerp "Die CD van Famke Louise". 
2. Het belangrijkste werkwoord in de zin is een koppelwerkwoord ('is' komt van 'zijn')

Het NG bestaat altijd uit het werkwoordelijk deel en de 'omschrijving'. 
--> NG = is erg goed <-- dit is het antwoord dat je opschrijft.
Het vakje van 'WG =   '  laat je dan natuurlijk leeg :-) Een zin heeft maar één gezegde, NG of WG.

Slide 4 - Slide

We gaan vanavond dansen op de dansvloer!

Zit er in deze zin een naamwoordelijk gezegde?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

We gaan vanavond dansen op de dansvloer!

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?
A
gaan
B
dansen op de dansvloer
C
gaan dansen
D
gaan dansen op de dansvloer

Slide 6 - Quiz

Deze jurk lijkt iets te klein te zijn.

Zit in deze zin een naamwoordelijk gezegde?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Deze jurk lijkt iets te klein te zijn.

Wat is in deze zin het naamwoordelijk gezegde?
A
lijkt
B
lijkt iets te klein
C
lijkt iets te klein te zijn
D
lijkt te zijn

Slide 8 - Quiz

Die jongen met dat rode gezicht bleef iets te lang onder de zonnebank.

Zit er in deze zin een naamwoordelijk gezegde?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Die jongen met dat rode gezicht bleef iets te lang onder de zonnebank.

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?
A
bleef
B
bleef onder
C
bleef te lang
D
bleef te lang onder de zonnebank

Slide 10 - Quiz

Hoe blijf jij in vredesnaam zo slank?

Zit er in deze zin een naamwoordelijk gezegde?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Hoe blijf jij in vredesnaam zo slank?

Wat is het naamwoordelijk gezegde in deze zin?
A
blijf jij zo slank
B
blijf zo slank
C
blijf in vredesnaam
D
blijf in vredesnaam zo slank

Slide 12 - Quiz

"Blijven is toch een koppelwerkwoord?!"
Ja, maar het kan ook een zelfstandig ww (doe-werkwoord) zijn. Kijk maar. 
Ik blijf thuis = ergens blijven = zelfstandig werkwoord / WG
Ik blijf docent = Je bent en blijft iets = koppelwerkwoord / NG

Slide 13 - Slide

Zo'n prachtig gekleurde macaron lijkt me een traktatie!

Zit in deze zin een naamwoordelijk gezegde?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Zo'n prachtig gekleurde macaron lijkt me een traktatie!

Wat is in deze zin het naamwoordelijk gezegde?
A
lijkt
B
lijkt een traktatie
C
macaron lijkt
D
macaron lijkt me een traktatie

Slide 15 - Quiz

Mijn buurjongen werd gisteren bijna aangereden door een andere fietser.

Zit er in deze zin een naamwoordelijk gezegde?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

Mijn buurjongen werd gisteren bijna aangereden door een andere fietser.

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?
A
werd bijna aangereden
B
aangereden door een andere fietser
C
werd aangereden
D
werd aangereden door een andere fietser

Slide 17 - Quiz

Waarom word je steeds zo boos op mij?

Heeft deze zin een naamwoordelijk gezegde?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

Waarom word je steeds zo boos op mij?

Wat is in deze zin het naamwoordelijk gezegde?
A
word je steeds zo boos
B
word boos op mij
C
word steeds boos
D
word zo boos

Slide 19 - Quiz

Waarom word je steeds zo boos op mij?
Het naamwoordelijk gezegde is: word zo boos

Wat is het naamwoordelijk DEEL van dit gezegde?
A
word
B
zo boos

Slide 20 - Quiz

Nova wil laten heel graag een beroemde pianiste worden.
Naamwoordelijk gezegde = wil een beroemde pianiste worden

Wat is het naamwoordelijk DEEL van het gezegde?
A
een beroemde pianiste
B
wil worden
C
pianiste
D
beroemde pianiste worden

Slide 21 - Quiz

Wat schrijf je op achter "NG = " als een zin een naamwoordelijk gezegde heeft?

Slide 22 - Open question

"Ik blijf de komende weken enthousiast over grammatica."
LV = ...
A
Ik
B
De komende weken
C
Grammatica
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 23 - Quiz

O = 
NG =
LV =
MV =
BWB=
Ik
blijf
de komende weken
enthousiast
over grammatica.

Slide 24 - Drag question

EINDE
Nog niet helemaal klaar mee? 
Oefen hiermee in het digitale werkboek:
hoofdstuk 3.

Slide 25 - Slide