taaldorp - au camping - 2 - mh

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

village de langues (= taaldorp)

• Wat?
• Waarom?
• Hoe?
• Welke situaties?
• Waar wordt op gelet?
• Waar vind je alle info?
• Waar staat huiswerk?

rubric op classroom

PLANNING

week 22        au magasin

week 23        au restaurant

week 24        au camping

week 25       herhalen

(week 26 = laatste les) 

dinsdag 2 juli

Dit betekent: veel thuis oefenen!

huiswerk deze week 

HERHALEN: au magasin & au restaurant

LEREN:   au camping  --> hulpzinnen, voca, phrases-clés

MAKEN: au camping, opdracht 1, 2 & 4

Volg de studiewijzer!

au camping

• jezelf voorstellen
• afspraak maken   
• dagen vd week
• kloktijden
• activiteiten  
• praten over het weer

le programma

• voorbeeldgesprek
• quizlet   
• gesprek 1 oefenen 
• gesprek 2 oefenen
• gesprek 3 oefenen

Maak aantekeningen!

Bonjour, comment tu t'appelles?

Bonjour, comment tu t'appelles?

Salut, je m'appelle .... 

Tu as quel âge?

Tu as quel âge?

J'ai treize / quatorze / quinze ans.

Tu viens d'où?

Tu viens d'où?

Je viens de Huizen. C'est aux Pays-Bas.

Je suis néerlandais(e).

Tu as des frères ou des soeurs?

Tu as des frères ou des soeurs?

Oui, j'ai une soeur.

Elle s'appelle ...

Elle a quinze ans.

Il fait chaud.

Tu veux aller à la plage?

Il fait chaud.

Tu veux aller à la plage?

Oui,
c'est une bonne idée! 

Qu'est-ce qu'on va faire?

Qu'est-ce qu'on va faire?

On peut aller en ville cet après-midi.

Qu'est-ce qu'on va faire?

On peut aller en ville cet après-midi.

On se voit à quelle heure?

quizlet.com

gesprekken oefenen, hoe?

wil je 

wil je ...?

ik ga ...

ga jij...?

gaan we ...?

ik heb

ik ben

ik doe/maak

ik heb liever

tu veux ...?

je vais

tu vas ...?

on va ...?

j'ai

je suis

je fais

je préfère

gesprekken oefenen, hoe?

in tweetallen

gebruik de zinnen en voca uit je boekje 

gebruik de 'fiches'

stap 1: schrijf het gesprek op

 stap 2: gesprek klassikaal om uitspraak te oefenen

gesprek 1 - met fiches

Je ontmoet elkaar op de camping. 

Je wilt zoveel mogelijk van elkaar weten en iets afspreken.

Schrijf het gesprek op!

gesprek 2 

Jullie kennen elkaar al een beetje. 

Je overlegt: wat zullen we gaan doen? 

Let op het weerbericht ....

Schrijf het gesprek op!

gesprek 3 

Jullie maken samen plannen voor de komende twee dagen. Maar het concreet:  welke dag? hoe laat? wat?

Schrijf het gesprek op!