Les _maandag 21 september_ Duidelijk en helder taalgebruik

- Online les Nederlands
- maandag 21 september
Duidelijk
en helder
taalgebruik!
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

- Online les Nederlands
- maandag 21 september
Duidelijk
en helder
taalgebruik!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat klopt er niet aan de zinsopbouw in onderstaande zin?
Hem hadden zij voor het maken van de samenvatting vergeten te bedanken.

Slide 12 - Open question

Verplaats de zinnen naar het juiste vak. Het gaat om de zinsopbouw. 
ow - pv - ander zinsdeel
ander zinsdeel - pv - ow
pv - ow - ander zinsdeel
In 2009 heeft de planeet  Jupiter en metamorfose ondergaan. 
Veel bergen, rotsen en meren hebben een ontstaansmythe. 
Een Afrikaanse olifant kan wel 6000 kilo zwaar worden. 
Is elke Nederlander verplicht afval te scheiden?
Waren sommige dinosauriërs werkelijk 35 meter lang?
Twee derde van de mensen kust met het hoofd naar rechts. 
Wereldwijd gooien rokers jaarlijks 4,5 biljoen peuke weg. 

Slide 13 - Drag question

In de tekst hiernaast wordt één woord te vaak gebruikt.
a. Om welk woord gaat het?
b. Verzin een aantal synoniemen voor dat woord.

Slide 14 - Open question

Waarom kun je omslachtige en vage woorden beter vermijden in een zin of tekst?

Slide 15 - Open question

Een zin met meerdere ontkenningen is grammaticaal niet per se onjuist. Waarom kun je dit toch beter vermijden?

Slide 16 - Open question

Onderstaande zin bevat ouderwetse woorden. Herschrijf de hele zin waarbij je de ouderwetse woorden vervangt door eigentijdse woorden:

Vrijdag jongstleden verenigde zich menigeen in de school voor een danspartij.

Slide 17 - Open question

Onderstaande zin bevat ouderwetse woorden. Herschrijf de hele zin waarbij je de ouderwetse woorden vervangt door eigentijdse woorden:

De feestviering had ternauwernood een aanvang genomen of het volume van de muziek nam onrustbarende afmetingen aan.

Slide 18 - Open question

Onderstaande zin bevat ouderwetse woorden. Herschrijf de hele zin waarbij je de ouderwetse woorden vervangt door eigentijdse woorden:

Nochtans verstreek enige tijd totdat het hoofd der school ten tonele verscheen.

Slide 19 - Open question

Onderstaande zin bevat ouderwetse woorden. Herschrijf de hele zin waarbij je de ouderwetse woorden vervangt door eigentijdse woorden:

De leerlingen ontvingen een aanzienlijke berisping over de erbarmelijke staat waarin hun oren verkeerden.

Slide 20 - Open question

Onderstaande zin bevat ouderwetse woorden. Herschrijf de hele zin waarbij je de ouderwetse woorden vervangt door eigentijdse woorden:

Tevens werden de regels omtrent het draaien van muziek terstond aangescherpt.

Slide 21 - Open question

Onderstaande zin bevat ouderwetse woorden. Herschrijf de hele zin waarbij je de ouderwetse woorden vervangt door eigentijdse woorden:

Desalniettemin zijn wij de mening toegedaan dat het een fraaie en heuglijke avond was.

Slide 22 - Open question

Welke 'vage' woorden of 'stopwoorden' gebruik jijzelf of mensen in jouw omgeving? Maak een top 3.

Slide 23 - Open question

Welk stopwoord moet volgens jou verbannen worden? Onderbouw je antwoord met argumenten.

Slide 24 - Open question

Lees bovenstaande tekst door. 
Met veel zinnen is iets aan de hand. 

Slide 25 - Slide

Hebben alle zinnen een prettige zinslengte? Noteer de zinnen waar dit niet zo is.

Slide 26 - Open question

Welke woorden in de tekst vind je ouderwets? Noteer ze en zoek de betekenis op en zet die erbij.

Slide 27 - Open question

Waar in de tekst staan tangconstructies? (zie extra uitleg). Welk woorden horen hier eigenlijk bij elkaar te staan?

Slide 28 - Open question

Herschrijf nu de tekst en verbeter alles wat je niet goed vindt.

Slide 29 - Open question

Lees je tekst hardop voor (thuis). Zijn er nog zinnen met een onlogische volgorde? Verbeter die. Staan er nog vage woorden of stopwoorden in? Schrap deze woorden waar mogelijk.

Slide 30 - Open question