Zo schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Staat er ik voor of achter de persoonsvorm? Schrijf de ik-vorm:
– ik laad, laad ik; ik bof, bof ik.
Staat er jij achter de persoonsvorm of je waarvan je jij kunt maken? Schrijf de ik-vorm:
– laad jij/je; bof jij/je. Maar: Laadt je (jouw) vader de aanhangwagen?