h6 elasticiteiten

H6 Elasticiteiten
De prijs bepaalt of consumenten betalingsbereid zijn iets te kopen. Hoge prijs? Minder vraag. Lage prijs? Meer vraag.
Maar hoeveel meer of minder vraag bij een prijsverandering, dat VERSCHILT PER PRODUCT. 




Hier hebben we een formule voor. De prijselasticiteit.
Denk aan: medicijnen en ander levensreddende zaken blijven mensen kopen, ongeacht de prijs
Minder belangrijke producten, die je niet perse nodig hebt, zal je bij een (fikse) prijsverhoging eerder links laten liggen. 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H6 Elasticiteiten
De prijs bepaalt of consumenten betalingsbereid zijn iets te kopen. Hoge prijs? Minder vraag. Lage prijs? Meer vraag.
Maar hoeveel meer of minder vraag bij een prijsverandering, dat VERSCHILT PER PRODUCT. 




Hier hebben we een formule voor. De prijselasticiteit.
Denk aan: medicijnen en ander levensreddende zaken blijven mensen kopen, ongeacht de prijs
Minder belangrijke producten, die je niet perse nodig hebt, zal je bij een (fikse) prijsverhoging eerder links laten liggen. 

Slide 1 - Slide

De formule

% verandering van de gevraagde hoeveelheid (Qv)
----------------------------------------------------------
% verandering van de prijs

oftewel gevolg/ oorzaak: de prijsgevoeligheid van de consument uitgedrukt in een cijfer.

Slide 2 - Slide

Prijselasticiteit?

% verandering  Qv  
                                   ---------------------------    =            negatief
% verandering  prijs

geeft altijd een negatieve uitkomst
Namelijk prijs omhoog, is vraag omlaag. En andersom. 
(gevolg)
(oorzaak)

Slide 3 - Slide

Prijselasticiteit 
De uitkomst van dat cijfer (Ev= elasticiteit vraag) geeft aan HOE PRIJS(IN-)ELASTISCH de vrager reageert.

Bijvoorbeeld: ik verhoog de prijs van mijn product met 10% (=oorzaak) . De vraag neemt hierdoor af met 20% (=gevolg)
-20%/ +10% = -2                --> Ev= -2

Slide 4 - Slide

Elasticiteit op een getallenlijn
elastisch goed is= %verandering p > % verandering Qv





inelastisch goed is= %verandering p < % verandering Qv
Sterk elastisch                                                      Licht elastisch                    Inelastisch
-5              -4               -3                  -2                -1                     0

Slide 5 - Slide

De prijselasticiteit (Ev) van het medicijn Budesonide is -0,2.
Dit betekent dat het een..
A
elastisch goed is; %verandering p> % verandering Qv
B
elastisch goed is; %verandering p< % verandering Qv
C
inelastisch goed is; %verandering p> % verandering Qv
D
inelastisch goed is; %verandering p< % verandering Qv

Slide 6 - Quiz

Prijselasticiteit 
Ik verhoog de prijs van mijn product met 10% (=oorzaak) . De vraag neemt hierdoor af met 20% (=gevolg)
-20%/ +10% = -2         dus   Ev= -2

Wat zegt dit? Mijn product is PRIJSELASTISCH
want % verandering Qv > % verandering P
(- 20%                   >      +10%)

Slide 7 - Slide

Prijselasticiteit
Ander voorbeeld: Ik verlaag de prijs van mijn product met 5% (=oorzaak), hierdoor verhoogt mijn afzet met 2% (=gevolg)

In formule=  +2%/ -5%= Ev= -0,4
Mijn product is PRIJSINELASTISCH, want
%verandering Qv < % verandering P
   +2%                              - 5%  

Slide 8 - Slide

Coca-Cola verhoogt zijn prijs van 1,- naar 1,10. De afzet neemt af van 170mld naar 150mld flessen.

Bereken de Ev
A
1,18
B
-0,85
C
- 1,17
D
0,117

Slide 9 - Quiz

Conclusie
Indien %verandering Qv> %verandering P is de vraag elastisch
voorbeeld; luxe producten

Indien %verandering Qv < %verandering P is de vraag inelastisch.
voorbeeld; primaire goederen, zoals medicijnen en levensmiddelen


+ 20%
-10%
-8%
+3%

Slide 10 - Slide



Ik heb een prijselastisch product, en verhoog mijn prijs. Wat gebeurt er met de OMZET?
A
prijs+ maar afzet -- want prijselastisch dus TO -
B
prijs+ afzet ook + want prijselastisch dus TO +
C
prijs+ maar afzet -- want prijselastisch dus TO +
D
prijs-- afzet + dus omzet ++

Slide 11 - Quiz

Externe effecten
Wanneer je vliegt van Amsterdam naar New York, betaal je alleen voor de gemaakte kosten (kerosine, salaris vliegpersoneel, landingsrechten, afschrijvingen vliegtuig, enz). Jouw gekochte ticket valt onder private kosten



Je betaalt niet voor de overlast, zoals de herrie, milieuvervuiling enz die je maakt. 
Deze overlast is uit te drukken in geld en noemen we (een voorbeeld van)
NEGATIEVE externe effecten.  

Slide 12 - Slide

Externe effecten
De overheid wil het vliegen extra belasten, namelijk die negatieve externe effecten in euro's INTERNALISEREN (onthoud die) in de vliegprijs.  Doorberekenen in je vliegticket dus.


Op die manier betaalt de vervuiler, in plaats van de maatschappij.

Maatschappelijke kosten = private kosten+ externe negatieve effecten
Lees verder op blz 69! 


https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/milieubelastingen/vliegbelasting

Slide 13 - Slide

Bedenk zelf een negatief extern effect.

Slide 14 - Open question

Pak je lesbrief Vervoer erbij

Maken opg 6.1 t/m 6.9
(6.5 en 6.6 heb je al gemaakt)




Studiewijzer
Benieuwd wat je te doen staat komende weken? Zie in bestanden de studiewijzer. Nieuwsgierig naar de toetsstof? Zie zaanlands.nl  onderwijs, toetsing, LTO 4 havo 
timer
1:00

Slide 15 - Slide