De IS-lijn

De IS-lijn
De investeringen- besparingen lijn

Kernwoorden:
- reële rente
- investeringen
- sparen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

De IS-lijn
De investeringen- besparingen lijn

Kernwoorden:
- reële rente
- investeringen
- sparen

Slide 1 - Slide

Evenwichtsinkomen. Er is evenwicht tussen bestedingen en inkomen

Slide 2 - Slide

De productie > vraag
Voorraden stijgen

Slide 3 - Slide

De productie > vraag
Voorraden stijgen
Productie verlagen
Inkomen daalt
Bestedingen dalen

Slide 4 - Slide

De reële rente
Nominale en reele rente

De reele rente is de rente gecorrigeerd voor inflatie
Nominale rente 4 %
Inflatie 1,5 %
Reele rente = 104/101,5 X 100 = 102,5 
Reele rente = 2,5 %

Slide 5 - Slide

 Verband tussen rente en consumptie
Als de rente stijgt zullen de besparingen toenemen en zal de consumptiequote afnemen


Als de rente daalt zullen de besparingen afnemen en zal de consumptiequote toenemen
Het deel van je inkomen dat je consumeert

Slide 6 - Slide

 Verband tussen rente en investeringen
Als de rente stijgt dalen de autonome investeringen omdat de kosten (hoge rente) groter zijn dan de opbrengsten van de investering

Als de rente daalt stijgen de autonome investeringen

Slide 7 - Slide

Afleiden IS-curve
Zie bron 1: 
Bij een gegeven rente r1 
ontstaat het evenwichtsinkomen Y*1 

Slide 8 - Slide

Stel dat de (reële) rente stijgt 
(naar r2).
Hierdoor wordt sparen 
aantrekkelijker, waardoor de 
spaarquote stijgt en dus de 
consumptiequote (c) daalt. 

Hellingsgetal bestedingslijn 
wordt hierdoor kleiner.

Slide 9 - Slide

Ook wordt investeren minder 
aantrekkelijk, waardoor 
autonome investeringen (I0
dalen.

Door dalende consumptie 
en investeringen daalt de EV 
en dus de productie en het 
inkomen (Y).

Slide 10 - Slide

De bestedingslijn (EV) in de 
bovenste grafiek kantelt en 
verschuift naar beneden. 
Het nieuwe evenwicht ligt bij 
een lagere Y: Y2*.

Dit is het tweede punt op de 
IS-curve: r2 en Y2*.
Bij hogere rente hoort dus een
lagere evenwichtsinkomen

Slide 11 - Slide

Stel dat de (reële) rente daalt 
(naar r3).
Hierdoor wordt sparen minder 
aantrekkelijk, waardoor de 
spaarquote daalt en dus de 
consumptiequote (c) stijgt. 

Hellingsgetal bestedingslijn 
wordt hierdoor groter.

Slide 12 - Slide

Ook wordt investeren 
aantrekkelijker, waardoor 
autonome investeringen (I0
stijgen.

Door stijgende consumptie 
en investeringen stijgt de EV 
en dus de productie en het 
inkomen (Y).

Slide 13 - Slide

De bestedingslijn (EV) in de 
bovenste grafiek kantelt en 
verschuift naar boven. 

Het nieuwe evenwicht ligt bij 
een hoger Y: Y3*.
Dit is het derde punt op de 
IS-curve: r3 en Y3*.
Bij lagere rente, hoort dus een
hoger evenwichtsinkomen

Slide 14 - Slide

Als de rente verandert, 
verschuift de IS-curve 
dus niet, maar krijg je 
een verschuiving 
langs de curve.

Slide 15 - Slide

Verschuivingen van de IS-curve
De IS-curve zal verschuiven als bestedingen (EV) veranderen door een andere oorzaak dan een verandering van de rente. 

Slide 16 - Slide

Stel dat de autonome overheidsbestedingen (O0) toenemen. Hierdoor stijgen de bestedingen en in het Keynesiaans kruis zal bestedingslijn naar boven verschuiven en zie je dat hierdoor Y* toeneemt. 
Bij eenzelfde rente (die is immers 
niet veranderd) heb je nu een 
hoger inkomen. 
De IS-curve moet dus naar 
rechts verschuiven.

Slide 17 - Slide

Maken
Opgave 3,4 en 5 C t/m E op bladzijde 73

Zelf nakijken
timer
8:00

Slide 18 - Slide