th1c 11 juni formuleren par. 3

th1c  11 juni
WELKOM

Pak je pen, tekstboek, schrift, leesboek, agenda

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

th1c  11 juni
WELKOM

Pak je pen, tekstboek, schrift, leesboek, agenda

Slide 1 - Slide

Stil lezen!
timer
10:00

Slide 2 - Slide

deze les.....
  • herhalen we kort formuleren par. 2
  • krijg je uitleg over verwijswoorden, formuleren par. 3
  • ga je daarmee aan de slag in de digitale methode
  •  gaan we lezen uit Wonder en misschien ook stukje film kijken
  • bespreken we de toetsstof voor de laatste toets

Slide 3 - Slide

formuleren blz. 220/221 
  • zelfstandige naamwoorden zijn de- of het-woorden.
  • de-woorden zijn vrouwelijk of mannelijk (staat in het woordenboek achter het woord (m) of (v)
  • het-woorden zijn onzijdig (o)

  • bij de-woorden gebruik je deze of die: de/deze/die jongen
  • bij het-woorden gebruik je dit of dat: het/dat/dit boek

Slide 4 - Slide

formuleren blz. 222, 223 verwijswoorden

Verwijswoorden wijzen terug naar een woord dat eerder genoemd is:
Kees leest een boek, dat hij in bibliotheek heeft gevonden.
De jongen heeft een mooie fiets, die heeft hij gisteren gekocht.

Slide 5 - Slide

verwijswoorden
  • de-woorden verwijs je met die en deze 

  • het-woorden verwijs je met dit en dat


  • lees het groene blok op blz. 220 goed door en leer het schema!

Slide 6 - Slide

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij de-woorden?
A
dit, die
B
die, deze
C
deze, dat
D
dit, dat

Slide 7 - Quiz

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit/dat
B
deze/die
C
die/dit
D
dat/deze

Slide 8 - Quiz

Wat is een verwijswoord?
A
Een woord dat een schuldige aanwijst
B
Een opsomming
C
Een woord dat verwijst naar een ander woord
D
Een woord dat gebruikt wordt om de tekst beter leesbaar te maken

Slide 9 - Quiz

aan het werk....
  • ga naar it's learning en kies methodes, kies Nieuw Nederlands
  • ga naar cursus 6, formuleren
  • ga naar paragraaf 3, verwijswoorden en maak alle opdrachten
  • klaar? ga naar cursus 1, meer dan lezen. Ga vervolgens par. 8, meer lezen en werk verder waar je de vorige keer bent gebleven. 

Slide 10 - Slide

Hoofdstuk 1 Meer dan lezen
• Par. 1 onbekende woorden: lees het groene blok blz. 10 door.
• Par. 2 het onderwerp: je weet wat het onderwerp is én hoe je het onderwerp kunt vinden (oriënterend lezen), zie het groene blok op blz. 16.
• Par. 3 de hoofdgedachte: je weet wat de hoofdgedachte is én hoe je die kunt vinden (precies lezen), zie het groene blok op blz. 21
• Par. 4: tekstdoelen en tekstsoorten: je weet wat een tekstdoel is én hoe je kunt bepalen wat de tekstsoort is, zie het groene blok op blz. 26
• Par. 5: alinea’s en kernzinnen: je weet wat een alinea is en hoe je die kunt herkennen. Je weet dat de belangrijkste zin in de alinea de kernzin is, zie het groene blok op blz. 32
• Par. 6: je kunt de inleiding, het middenstuk en het slot herkennen in een tekst, zie het groene blok op blz. 37
• Par. 7: je kunt een deelonderwerp herkennen, dit doe je door globaal te lezen. Zie het groene blok op blz. 42

Slide 11 - Slide

• Par. 6: je kunt de inleiding, het middenstuk en het slot herkennen in een tekst, zie het groene blok op blz. 37
• Par. 7: je kunt een deelonderwerp herkennen, dit doe je door globaal te lezen. Zie het groene blok op blz. 42

Slide 12 - Slide

Hoofdstuk 6 formuleren
• Par. 1: je kan volledige zinnen maken die beginnen met een hoofdletter en eindigen met een leesteken, zie groene blok blz. 218
• Par. 2: je kan bepalen of een zelfstandig naamwoorden mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is, zie groene blok op blz. 220
• Par. 3: je kan op de juiste manier verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden. (de-woorden > die, deze het-woorden > dit, dat), zie groene blok op blz. 222
• Par. 4: je kan de trappen van vergelijking goed gebruiken in combinatie met als en dan, zie groene blok blz. 224
Tip: kijk de gemaakte opdrachten nog eens door, wat maakte je goed en waar maakte je fouten. In de digitale methode kun je bij elke paragraaf een oefentoets maken!


Slide 13 - Slide

tip!

Ga nu alvast leren voor je toets!
Zet in je agenda voor morgen!

Slide 14 - Slide

lezen en misschien kijken........

Slide 15 - Slide