les 4

Willkommen
startopdracht (blooket)
ss oder ß
hoever ben je met al je werk? 
Grammatik (stencil)
an die Arbeit 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Willkommen
startopdracht (blooket)
ss oder ß
hoever ben je met al je werk? 
Grammatik (stencil)
an die Arbeit 

Slide 1 - Slide

Wat moet je al af hebben? 
maken blz 94 opdr 1 tm 10
 tm 10 en 12,13a/b, 14

Slide 2 - Slide

ga naar Seite 119 Aufgabe 39/40
of doe mee op het bord

höre dir die Wörter an
ss oder ß

klinkt de klank lang of kort? 

Slide 3 - Slide

Boek dicht blijf wel in Lesson up
Stencil: Duitse werkwoorden en andere grammatica 

Slide 4 - Slide

Regelmatige werkwoorden

Waarom worden ze regelmatige werkwoorden genoemd?


Hoe vervoeg je de regelmatige werkwoorden?


Welke uitgangen horen bij de regelmatige werkwoorden?

Slide 5 - Slide

Regelmatige werkwoorden
Werkwoorden zijn regelmatig, als je bij het vervoegen:
A. Kunt uitgaan van de stam (hele werkwoord -en  wohn / mach/ trink)
B. Er gebruik wordt gemaakt van standaard uitgangen (ook vervoegingen genoemd).
Let op: Regelmatige werkwoorden veranderen niet van klank in de verleden tijd.

Slide 6 - Slide

Regelmatige werkwoord
pers.
vnw
stam
uitgang
ich
wohn
-e
du
mach
-st
er/sie/es
spiel
-t
pers.
vnw
stam
uitgang
wir
wohn
-en
ihr
mach
-t
sie/Sie
spiel
-en
Het ezelsbruggetje dat we hiervoor gebruiken is:
(fe)esttenten

Slide 7 - Slide

Regelmatige werkwoorden uitzondering 1 sis-klank (s/z/x/ß)


I    D  E  W   I   S
E  T  T  EN  T EN 

Slide 8 - Slide

Regelmatige werkwoorden vervoegen Eselsbrücke feESTTENTEN
Werkwoord stam die eindigt op een S-klank

Slide 9 - Slide

het regelmatige werkwoord stam eindigt -d/-t

Slide 10 - Slide

2. Onregelmatige werkwoorden
Bij onregelmatige werkwoorden kun je niet de feesttentenregel gebruiken. Deze werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd. Je moet deze uit je hoofd leren.
De onregelmatige werkwoorden die je voor dit hoofdstuk moet kennen, zijn: haben (hebben), sein (zijn) en werden (worden of zullen).

Slide 11 - Slide

An die Arbeit
maak op je stencil oefening A en B 

Klaar: oefenen online :
https://oscarromerotalen.nl/Duits/Oefeningen/Grammatica.html   ( link staat ook in Magister) 
maak 7.1 tm 7.9 ( je mag verder) 

Slide 12 - Slide