Schrijfvaardigheid H26 zinsverbanden

Leerdoelen
Hoofdstuk 26
  Zinsverbanden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leerdoelen
Hoofdstuk 26
  Zinsverbanden

Slide 1 - Slide

Doel
Je leert hoe je het verband tussen zinnen in een alinea aangeeft.

Slide 2 - Slide

Zinnen en verbindingswoorden
In een tekst zijn zinnen binnen een alinea nooit losse eenheden
Ze staan altijd in verband met elkaar (hebben te maken met elkaar, hebben een relatie met elkaar).

Een verbindingswoord (of signaalwoord) geeft het karakter van het verband aan: welke vorm van connectie hebben de zinnen met elkaar?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Nog een vb: 

Een vergelijking kan worden aangegeven met 'evenals, eveneens, net als, alsof, hetzelfde is het geval'
Of een conclusie kan worden aangegeven met 'dus, dan ook, concluderen'



Slide 5 - Slide

Ander VB: 

Een voorwaarde kan worden aangegeven met 'als, indien, mits, tenzij, wanneer'

Een overzicht staat op blz. 106 DEZE MOET JE GEWOON UIT JE HOOFD GAAN LEREN!!

Slide 6 - Slide

Dus ... 
Een signaalwoord kan eigenlijk twee of meerdere zinnen aan elkaar koppelen zodat het (leuker) leesbaar wordt, en/of uitlegt wat het verband is tussen de zinnen 

Slide 7 - Slide

Laten we even oefenen
Je mag het 'op gevoel doen' (oftewel nadenken of zelfs gokken) 
Maar je mag ook meekijken op blz. 106 

Slide 8 - Slide

Welk soort verband zie je in deze zin?
Het is glad buiten, daardoor kan het voor oude mensen gevaarlijk zijn.
A
tijd
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
toegeving

Slide 9 - Quiz

Welk soort verband zie je in deze zin?
Ik ging naar de bakker, alvorens ik naar de Albert Hein liep.
A
tijd
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
toegeving

Slide 10 - Quiz

Welk soort verband zie je in deze zin?
Ik houd van sneeuw, echter ik vind het ook wel een gedoe.
A
tijd
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
tegenstelling

Slide 11 - Quiz

Welk soort verband zie je in deze zin?
Hoewel ik het fijn vind dat ik niet hoef te fietsen, mis ik de beweging wel.
A
tijd
B
toegeving
C
reden
D
tegenstelling

Slide 12 - Quiz

Welk soort verband zie je in deze zin?
Zij is straatvoetballer. Dit betekent dat ze geen competitie op het veld speelt.
A
verduidelijking
B
vergelijking
C
reden
D
tegenstelling

Slide 13 - Quiz

Zie vraag 1b (blz. 107). "Mijn moeder houdt van musea. Zo was ze vorige week in het Fries Museum. Ook ging ze naar de Kunsthal." Welke woorden geven het zinsverband aan en welk verband is dit?

Slide 14 - Open question

Zie vraag 1c (blz. 107). "Ik wil niet mee kamperen, tenzij er een zwembad op de camping is." Welke woord geeft het zinsverband aan en welk verband is dit?

Slide 15 - Open question

Zie vraag 1e (blz. 107). "Al draagt een aap een gouden ring, het blijft een lelijk ding" Welke woord geeft het zinsverband aan en welk verband is dit?

Slide 16 - Open question

Kies een verbindingswoord en verander eventueel de zinnen, zodat de zinnen duidelijker worden. Vraag 2a (blz. 107).

Slide 17 - Open question